Your search within this document for 'ti' resulted in four matching pages.
1

“...Ill DE REIS NAAR DEVENTER. Een Overijsfelsch reisje?... Wel, kom aai! ti zulk een uit (lapje is in dit jaargetijde niet onaan- genaam. Als wij maar mooi weder houden eh ,, goed gezelfchap aantreffen! Zullen wij te ,, land over Utrecht, of met den beurtman over Harderwijk gaan? Zacht, lieve lezer! zoo ver zijn wij nog niet. . Er dienen toch fchikkingen tot de reis gemaakt. Doch, dit dddr gelaten! - Hoor eens! het w- der is fraai en uitlokkend: eene kleine voormiddag- wandeling zoude regt verkwikkend zijn. Wij zijn hier, toch in de nabijheid van den Buitenkant: wel- aan!, laat ons een //-luchtje^fcheppen; wandelen wij; een eindwegs op, naar den kant van den Hk F 4 ring-...”
2

“...grap. ,, ,, De lucht Haat vrij helder; het zt- zich regt ,, ,] tot vriezenmerkte nerf, naar buiten kijken- d;''-aar|.v ,, i, Wat zegt gij daar-, Bodewjjn !: vroeg nicht, Wet zet zich 'tot. vriezen? .. .. Wel! het heeft ,v m -eehig nachten reeds < zo. fterk gevroren, II dat r drie dtiirah dik ijs in de floot ligt/ . "'J&! hernam nerf, Wij zijn reeds ver. j,, in October. ;Er kon wel een voorwintertje. , ,, uit geboren worden. Wij' hebben a! finds ,, een paar dagen 'een vrij Tckerpen oostenwind ti i 'gehad.---Intusfchen zou het mij fpijten ten -- 5; aanzien1 van neef Prouwelman. Ei, hoe dat ? vroeg ik. ',-Dewijl de "omtrek hier zeer'waterrijk is. . -, Is bet daarom hier meer koud, dan elders? Vroeg ik, dood nnozel. 5 -,, Neen dat' wel niet, was het antwoord. Maar als het gaat vriezen, en het- water over- 99 99 .. .. al...”
3

“...i ia DE NEEF VAN CURASAO. ,, lijks van te lagchen kon bedwingen* Het too- ji neel was inderdaad grappig genoeg, Zij zaten intusfchen deerlijk met mij gefchoren. Mij.dus ontijdig ter deur uit te zetten, dit begrepen zij ging niet. Derhalve voor den Volgen- ti den morgen lag mijn paspoort gefchreven. Maar, wat gebeurt? ,, Ik was des morgens reeds vroeg, reisvaardig* Het affcheid dit fpreekt vim zalven * was , ,, tot in het verteederende toe, aandonlijk! Doch, op het oogenblik, dat ik meen te ver- trekken, wordt er. hevig aangefcheld, en er meldt zich een geregtsperfjon aan, die naar mij- nen naam, beroep, ouderdom en woonplaats verneemt; en mij ten flotte, in naam der rege- ring aanzegt, dat ik mij,-tot naderen last, niet ten huize uit mag begeven; latende die heer mij, bij voorraad, onder het toezigt van eenen deurwaarder, die voor mijne jerfopnlijke verwij- dering verantwoordelijk wordt gefteld. Neef Haal wijk gromt en vloekt; nicht tiert en raast; maar er is geene...”
4

“...NEEF VAN CURASAO, j, het kwade, dat gij mij gedaan hebt; en ik wepsgh, dat treffen wij elkander ooit weder aan gij zult hebben leeren inzien, dat gij mij ten uiterfte kwalijk hebt behandeld. liet zoude mij, die nog een jong meisje ben, in eep ander geval misfchien niet voegen, u, die mijne tante n en daarenboven reeds op uwe jaren zijt, verma- kt ningen te geven; maar juist de gedachte, dal? r, gij reeds een zoo gevorderden leeftijd hebt be- n reikt en uw leven ongemerkt grafwaarts fpoedt, ti beweegt mijn hart tot innig medelijden met u ep m tot vergevensgezindheid, ja, doet mij den op-r *> regten wepsch koesteren, dat mijne tante nog eenmaal tot betere inzigten moge komen, ; niet meer hare evenmenfchen zoo hard moge be- y, handelen, en niet langer den beminnelijkften ^ en reinften godsdienst tot een voorwerp van * {Jrlier y/aren eentge regelen fchrifts, met het af gefcheurd gedeelte van den brief yerloren gegaan.'} Zoodra ik eene beftemming zal bekomen hebben, hoop ik u te doen...”