Your search within this document for 'ten' resulted in 127 matching pages.
 
1

“...uit het oog verloren moge worden. Ik vind mij Verpligt hier eene aanmerking te Voorkomen, die mogclijk door den eehen of anderen melancholicus of fplint er kijker zou kunnen te berde gebragt worden, oip ihet gebruik, dat ik gemaakt heb van zekere uitdrukkingen, die ik aan eenige perfonen in mijnen Neef van Curacao in den mond gelegd heb, alsof ik daarmede ten oogmerk zou gehad hebben, om onze Landgnooten Van dt Jod- fehe belijdenis in een bltgchclijk daglicht t Jlit- h)i. Niemand kan voorzeker meer Van dit denk- beeld gruweni dan ik; zoo fit en zoo hevig het affchuweUjk vooroordeel vtrfeijn, hetwelk lieden van eene andere belijdenis, ten voor- werp van befpotting wlaetkt; ch ik verklaar, dat het mijl innig zoude gfieVert; indien ik Wist, dat benig weldenkend meftsch tiiij, te goeder trouw, in zoo ferr' zou kunhen miskennen, dett hij ffij tot...”
2

“...fchudden. f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor- gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn: want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be- fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst. Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar, kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er gulweg gebruik van maken. UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien- den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat te zijn, UEd. meer plezier te kunnen doen. Nu! daar gij dan toch zoo vriendelijk zijt, zal ik er maar geene pligtplegingen langer om maken. Ik heb een zwarten knechtdie nog nimmer zoo iets gezien heeft: daar wilde ik wel eens eene grap van hebben, en dien medenemen; en dan heb ik nog een oud-opperPuurman van mijne ken-...”
3

“...heeft hij im- s> mets al verfcheidene bedrijven bij de hand gehad, s Maar, ja wel! het eene wilde zoo min opnemen it als het andere; geen van zijne meesters kon met hem uit den weg; alle verklaarden uit net *> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep- fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel* > men wist niet welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd...”
4

“...begrijpt dit alles zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra- gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat noem- ik, iemand in...”
5

“...wt peu ici de ankrejee met de plume, pour crire. ,, Si! Monsieur Kenuppelebousse liet zich eene vervaarlijke item, van. uit des Heeren Knup- pelbusch fchrijfvertrek hooren; eri te gelijk fprong er iemand met eenen pas de shawl voor den dag, die onder aanhoudende buigingen en het gelispel van ,, Messieurs / Ffessieurs den Heer En up - pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan- bood. H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap wendende. Is voor als nog ten huize van Barend Prou- y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe , Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie- winkel, Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf, vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap even de huisdeur achter zich had. Fidonc / herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet- te? ......”
6

“...vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die maandelijks , ten minfte een paar malen, den Heer Knuppelbusch van ambtswege bezocht. Hij kwam, om eene akte van protest te pasferen, wegens het van de hand wijzen eens wisfelbriefs uit...”
7

“...D NF VAN CURASAO. & v j lit ten teurfpe! is, en bok onze JojAfelM zou i, anders niet medefpelem ,j Komt, komt! zeide de Neer SprWer tot de getuigen; terwijl hij naar zijnen Spaansch rieten Qtting en driekantigen hod greep. ,, Gaan wij 5, maar heen $ vrienden! en keeren we liever on- verfigter zake terug, dan. dat wij ons hier langef i, laten compromitteren! De Heeren Ruijvenaer. ij mogen zienj hoe zij het protest geteekend krij- i, gen: mij laat d wet niet toe, om iemand bij ij akte t den fcompareren, Wien het in.de herfe- jj nen gefiagn is* Mt uw welnemen, Neer Notaris fprak de ne' getuige^ die aan zijne twee zesthaivn drink- geld begon t denken n daarom gaarne wilde, dat de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j i, zo veei als komedie.:. i i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii- mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4 Wien het niet...”
8

“...CURASAO. de muts naar was, om dezen avond aan danfen * laat liaan, aan het bal in den Franfchen tuin te- denken. Zij moesten tot het verfchrikklijk befluit komen, bal en dansvermaak er voor ditmaal aan te geven; en zoo verfomfooi.i als zij thans waren, te voet naar huis ter keeren; hetgeen- dan ook, op heeter daad, onder het ftatig geleide van een hon- derdtal jongens werd ten uitvoer gebragt. Een ander tooneel had intusfchen de kloppartij, die voor het huis van den Heer Knuppelbusch voorviel, afgewisfeld. Dddr Hond nadat mep de vechtenden had gefche-iden, onder eene fchaar van menfchen, de Heer^ Baldriaan Sperwer, ten aanhoore der riienigte, eene mannelijke rede te voeren. ,, Dat komt er van die onzalige nieuwighe- ,,' den! fprak zijn Ed. tot in de ziel bewo- gen, terwijl tranen des diep gekrenkten gevoels s mans wangen befproeiden, Van dien tuimel* geest, die hedendaags tot alle Handen en rangen van adams nageflacht fchijnt doorgedrongen, aller brein verhit, aller gemoederen heeft...”
9

“...Ja wel! lieve vrienden, dat nie- mand u wegflepe! Voorloopers van den anti- ,, christ, die in ons midden opgroeit, deze wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog- ,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim- ,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje 9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft, en ook dezen weldra op hoogere wielen zal zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den lande, die, met de onzalige zucht tot navolging niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach- ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor komen. Van alle zijden ftaan er mannen op, die zich wapenen, en goed en gal veil hebben, om tot dep laatften druppel bloeds voor het behoud van den goeden, ouden tijd te kampen. Nog gisteren ontving ik eenen brief. Hier heb ik hem! hoort wat men daarin fchrijft! - Er is 88 hedendaags, op den langen weg, bij het nieuwe ,, geene zijde meer te Jpinnen. Het nieuwe zelf is oud geworden; het heeft zijne nieuwheid, dat 8; W 7 zfine bekoorlijkheid verloren...”
10

“...Dat is toch eene vrij duistere taal! Dus- viel de Heer Knuppelbusch die met wijsgeerige fcherpzinnigheid .had toegeluisterd, den Notaris in de rede. ,, Begint gij ook al voor duisterlingen te fchel* ,, den ? hernam de Heer Sperwer in edelo drift ontdoken, op een vergramden toon. ,, Dat is thans aan de orde van den dag: elk onwaar ,, dige werpt ons den naam van Ridders van den domper naar het hoofd! Maar geen domper baat er! de vlam uwer Jakobijnfche verlichting flikkert ,, te hoog: zij dreigt ten dake uit te (laan; doch ,, wij zullen haar blusfchep! de baniere des op- (lands is geplant! ridderlijk zullen wij lcain- pen','?..,....”
11

“...m NEEF VAN CURASAO. jji uiite; er komt eene opening, en wip! dit ogenblik laat de Heer Sperwer niet achteloos ontfnappen. Hij Waagt eenen uitval, en wringt zich, gelijk ene kat uit eene klem, van tusfchen den benaauwenden kring uit; en geraakt, offchoon met verlies Van hoed en pruik, tegelijk met de Jufvrouwen Knuppelbusch ten huize in Dat zullen zij mij niet ongelraft gedaan heb* ben! fprak de Heer Sperwer n een weinig tot bedaren gekomen, nadat zijn Ed, om geen Verkoudheid op te doen, zoo lang eene roode wollen flaapmuts van den Heer RnppelBusch had opgezet, tot tijd en Wijle de eene getuige met een anderen hoed en pruik van zijn huis zou terug gekeerd zijn; terwijl de andere getuige intusfchen een paard en toeflede ging beftellen. Ik verklaar Ed verzekerde de Heer Os* sepoot die als vreedzaam toefchouwer, gedurende de ganfche vertooning, met den Heer Jojakim, rustig uit het vender had liggen kijken: dat ,, mij het bloed in de aderen kookte. Uwe taal ,, uwe indrukwekkende rede...”
12

“...gedicht;. het is het werktuig, waardoor de fatan het den- $4 ken in de wereld heeft gebragt ; door het lezen helpt hij den mensch aan het onderzoeken, * 4, aan het beoofdeelen 4 het maken van gevolg* i, trekkingen enz.; dit ftreeit den hoogmoed van ,, den trotfchen mensch; en- nu gaat de arme aard* 4, Worm zich verbeelden, dat hij al Vrij wat kan, ,, beuzelt Van menfchenwaarde, droomt van vrij* V heid, van menfchengeluk, en de Hemel weet ,, welk tuig! Zie, mijnheer! ik zeg altijd: pra-. ten aegt niets; de proef op de fom doet alles , af; en die wil ik u thans leveren. Ga, bij Voor beeld, naar de Kaffers, naar Lapland, daar 44 leest geen moederziel: maat hoort men daar 5, ooit Van fCheurmakers, Van ketterijen in het '1, wijsgeetige of ftaatkundige? Nog meer,mijn- 4, heer! In d middeleeuwen konden alleen d * geestelijken lezen, en dan Was het nog atmliar- tig monnikenlatijn: gelukkig tijden toen waS er orde in den lande; de lieden wisten op zijn 44 best, dat zij in de Wereld Waren;...”
13

“...DE NEEF VAN CURASAO. 37 Ik heb u en den Heer Sperwer verwonderd j, aangehoord; jk zeg met verwondering. Gij beiden wilt den menfchen het denken, het rede- neren, het maken van gevolgtrekkingen betwis- ,, ten; en gij zelf redeneert, haalt voorbeelden aan, maakt opmerkingen enz.; de Heer Sper- >, wer las zelfs een..., Stop, mijnheer Knuppelbusch f dat is het hem niet! De fekte, tot welke ik thans de eer > heb te behooren, heeft er niets tegen, dat gij denkt, redeneert, opmerkt en uit die opmerkia- 55 gen weder gevolgtrekkingen afleidt; maar zy Wil yerfta mij wel! zij vordert gebiedend, * dat gij en uwe gelijken zulks doet eenftemmig met haar; dat is, in haren zin en geest; zij ge.- j doogt niet, dat gij, in denkwijze, in gevoelens van haar verfchilt. ,, Staat mij toe, mijne Heeren! fprakJufvrouw Gronne, ~ de weduwe eens heelmeesters, en finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik ook eens eene aanmerking in het midden bren* ge! Hetgeen...”
14

“...D NEEF VAN CURASAO. 4* Heer Knuppelbusch die als een verftandig man altijd met de rijzende partij naar omhoog ging, er op volgen. Tot de keukenmeid toe hebt gij aan het lezen geholpen. Op den winkel gaat gij mijne ,, knechts verzen voorlezen, en hen daarmede uren ,, lang van hun werk houden.... Stop, flop als het u gelieft, mijnheer Knup- pelbusch viel de beklaagde zijnen befchul- diger in de rede: Dat mag ten minde veertien dagen geleden zijn, toen gij mij dit zaagt doen. Maar, mijnheer! ik krijg mijne jaren; men dien- de, op zekeren leeftijd, tot vaste beginfelen te zijn gekomen, zich een vast ftelfel te hebben gekozen.... enfin, mijnheer 1 er zijn dikwijls geheime fpringveren, die op onze keuze, een beflisfenden invloed oefenen.... enfin, mijnbeer Knuppelbusch er bevinden zich vaak verbor- gene, onzigtbare draden, waaraan wij ons weef- fel vast fpinnen.....* Ha, ha! fprak Jufvrouw Gronne die wel zag hoe laat het met den Heer Ossepoot was; terwijl zij met een zegevierend*...”
15

“...boekhouder., die, thans aan lager wal zittende, een laatfte'zeil bijfpande, om weder in het ruime fop te komen, Doch.,., daar van zee gefprken: hebt gij dien varensman al bij u gehad? ft Gij bedoelt den zeekapitein Van der Stap ?... Ja. Een paar uren geleden, was hij hier. > Doch!... gij brengt mij,juist op eenen inval__ Die man is fchatrijk; hij fchijnt goedhartig, rond- ft borftig, niet karig: wat dunkt u, wanneer ! wij hem tot een voorfchot konden bewegen?... ,, ik bied, des noodig, zes ten honderd?.,. Die inval is niet kwaad. Er Ioopen nog ver-...”
16

“...Pe- perland bf de IJsbeeren heeft gedaan en nu en dan den mageren man onder de oogen gezien heeft: dan kan men eerst naar regt zeggen, dat men een Ichepel zout met elkander heeft gegeten, en men elkaar niet van heden of gisteren kent. Opregt was kapitein Van der Stap in een hoogen graad* dit kon men hem aanzien; hij fprak gelijk hij dacht; met hooffche vleitaal of pligtplegingen kon hij zich niet ophouden; en kwam hij er ook fom- tijds eens wat plomp verloren voor uit, dat moest men hem niet ten kwade duiden: want hij meende het in zijn hart goed; kortom hij was een echt origineel van oud-vaderlandfche trouw en har- telijkheid. Hij bezat daarenboven mnig andere voortreffelijke eigenfchap. Goedhartig was hij tot in zijn binnenfte; hij zou geene kip laat ftaan eenen mensch eenig leed doen. Hg wist daarom echter zeer wel zijne achting bij het fcheepsvolk te bewaren; hij was, fchoon befcheiden en welwil- lend,...”
17

“...Wel, zon- der vloeken of zweren, te doen gelden; wie aan boord niet wilde oppasfen, of bij herhaling zijnen pligt verzuimde, die kon er op rekenen, dat hij, in kapitein Van der. Stap met geenen gemakke- lijken te doen had; voor een braven matroos daar- entegen had hij alles over. Hij had ook, door de bank, gefchikt volk in zijnen dienst, en werd door zijne matrozen als op de handen gedragen: want of men te Am fier dam of aan den Helder te Ports- mouth of te Curasao naar hem vroeg: overal wis- ten de zeelieden dat het een baantje was, aan boord van den Reinier Klaasfen te varen. Met. dit al had onze Jan toch een leelijk gebrek: bij had zoo zijne bujjen; hij kon, als hem de muts foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden; en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in te leggen: want maakte men hem het hoofd warm, dan kon het er rooken! en fchoon hij anders een gezworen vijand van vloeken was - dan had hij wel eens de leelijke hebbelijkheid van een geducht woord bij wind en Weder...”
18

“...woonlijk te fchielijk met de lieden van wal flak,en de wijde plas op ging, zonder te weten wlk volkje hij aan boord had: dat ging dan in' den beginne, heel plezierig, met eene ftijve labberkoelte voor den wind af! maar weldra veranderde de wind, en bons! daar zat de waaghals' dan, dikwijls eer hij zelf er om dacht, op eene bank verwaaid. Dan had hij het, uit den treuren, op het menfche- lijk hart geladen^ Dar is een fatanfche uithoek! gromde hij dan gewoonlijk. Vol vreemde bogten en ondiep- ten! Men denkt veilig en wel voor anker te lig* gen, en daar geraakt men, onverhoeds, met de D g-...”
19

“...50 DE NEEF VAN 'CURASAO. geheele takelaadj in zulk eene vervloekte draai- ,, kolk vrzeild! En dan willen ze hedendaags ,, zeggn-, dat s menfchen hart nog al zoo kwaad niet is, en de wijze^Koning Salomo daarin ette- lijke mijlen van de koers af is!... Ja, wel bekome het hun! dat heb ik daar weder anders ondervonden. Een glukkig man, wie de mousfon te boven is-, het liev vaderland t>e- reikt en den bodem behouden, binnen gaats heeft! Ten allen geluk had onze trouw- hartige .Jan nog al nooit zoo erge fchipbreuk be* loopen, of hij had er het hachtj afgebragt, en daarmede zijn geloof aan goede trouw en eerlijkheid van het wrak gered; de geledene -fchad aan tuig en want, werd door den kordatn zeerob fpoedig vergeten; en dan was ook de kwade muts, welke hij den menfchen een oogenblik toedroeg, even fpoedig afgezet: want lang te wrokken daar was s mans inborst niet naar gefteld. Men hebbe evenwel uit dit geftelde niet af te leiden, dat Jan van der Stap zulk een dood onnoozele hals ...”
20

“...5i DE NEEF VAN CURASAO. dat alle menfchen, gelijk hij, in hunne huisjes voor den dag kwamen. Deze oude vertrouwde was Barend Prouwelman oud-opperftuurman ten diende der voormalige Oostindifche kompagnie, kamer Amjlerdam ten wiens huize thans Jan , na zijne gelukkige terugkomst in het vaderland, bij voorraad zijn verblijf.... Maar! daar zou- de ik bijna, onder al dat gekeuvel, de voornaamfie merkwaardigheid nog vergeten aan te dippen. Wat eigenlijk de deur digt deed, Kapitein van der Stap was iemand, die er tot over de ooren toe in zat: hij had hoeden af, dddr! geld!.;. Hemelfche klank! Hij was fchatrijk. Dit zegt -nog niets! Hij berekende zijn armoedje, bij ton- .nen, zegge Hollandfche tonnen gouds!... Wat (belieft UEd., nicht evrrsteel ?... . O! neef, men vindt overal brave en achting- waardige menfchen, tot op zee toe. Nu verder! Het was nu zestien jaren geleden, .dat Kapitein van der Stap het vaderland had verlaten. Thans, keerde hij daarin terug, van het eiland Curasao, alwaar...”