Your search within this document for 'tan' resulted in two matching pages.
1

“...ik, in de ftad gekomen zijnde, Jufvrouw van Punten in het beleefde, maar toch emftig, onderhield over haar gedrag omtrent hare nicht; hetgeen van die uitwer- king was, dat zij een weinig van toon jegens haar veranderde en aanving haar minder hard te behan- delen ; ook droeg daartoe misfchien niet weinig bij, dat ik Henrietta, gedurende dien winter, fchier dagelijks bezocht. Dit te zamen genomen, maakte dat mijne vriendin aanvankelijk eenige verademing genoot; en wij begonnen te hopen, dat hare tan- te zich met der tijd wel beter met haar zou. verdra- gen. Wat nu betreft ht vinden van een fatfoeh- lijk beftaan voor Henrietta daartoe wilde zich hier, tot dus verre, geene aannemelijke gelegen- heid opdoen. En wat aangaat mijne tusfchen- komst ten haren gevalle bij Mevrouw Hoogbrand, daaromtrent moet ik u eens gul weg iets melden. Mevrouw' Hoogbrand is allezins eene lieve, bil- lijke vrouw, die in een ander geval gaarne iets voor Henrietta zou gedaan hebben; doch zij L 3 gaat...”
2

“...DE NEEP VAN CURASAO. nS9 s, ken ! en ik ontkurkte intusfchen eene flesch. Welke wij op het welgelukken van onzen verken- ningstogt weldra geledigd hadden. Maar, fprak Boone: ik ftel uitdrukkelijk ne voorwaarde vast.... r> En deze is? 'vroeg ik. * ^at volftrekt niet kenbaar maakt, en u s, door drift of, verontwaardiging niet laat vervoe- ren, om er fpektakel aan te regten: want vriend- je!.die Mama Palonnier is geene malfche tan- ,, te; het zoude u en mij verregaandeonaangenaam- heden kunnen berokkenen, van den kant van zekeren Officier van hoogen rang, dien ik u wel g, eens noem, en bij wien deze feeks een tamelijk 9,'witten voet heeft. Stel u daaromtrent gerust! fprak ik: Geef * Hechts acht, dat gij mij, bij vergisfmg, niet Bij mijn regten naam aanfpreekt; luister! er zijn g, honderd Meijers in de wereld: dus zal ik zoo 9 lang Luitenant Meijer heten, --------- onthoud dat! Ten overvloede zal ik dezen hoed op- zetten, die mij diep in het aangezigt ftaat de- wijl Henrktta mij...”