1 |
|
“...DE NEEF VAN CURACAO.
I.
KARIKATUREN.
Tk kan mij niet begrijpen, baas, hoe.gij dat den
ganfchen dag uithoudt, fprak Jan van der.
Stap een voormalig Hollandsch koopvaardij-kapi*
tein, tot den Heer Rnuppei.busch zijnen kleer-
maker, terwijl deze hem de maat voor een nieuwen
manteljas nam.
Wat bedoelt Ed., als ik mag vragen?
hernam de beleefde man.
Wel! dat heidensch leven daar boven. Wat
beduidt dat getier? Het is of zij den ganfchen
bol dditr kort en klein Haan.
A
o Hel...”
|
|
2 |
|
“...item, van. uit des Heeren Knup-
pelbusch fchrijfvertrek hooren; eri te gelijk fprong
er iemand met eenen pas de shawl voor den dag,
die onder aanhoudende buigingen en het gelispel
van ,, Messieurs / Ffessieurs den Heer En up -
pelbusch bevallig ednen inktkoker en pennen aan-
bood.
H Uwe woonplaats?.... vroeg de Heer
Knuppelbusgh, zich weder tot Van der Stap
wendende.
Is voor als nog ten huize van Barend Prou-
y, welman oud-opperffuurman, op de Gelderfehe
, Kaai, nabij den Buitenkant 4 in eenen victualie-
winkel,
Fi done! ee lourdaud!99 Dus borst Juf,
vrouw Hortense de oudft dochter des Heeren
Knuppelbusch uit, nadat kapitein Van der Stap
even de huisdeur achter zich had. Fidonc /
herhaalde zij, en trok haren neus, di eenen
verzamelaar van legpenningen, het profil van Keizer
Galba zou hebben te binnen gebragt, nog eens
zoo fchimpend op. ,, L9as-tu entendu, Juliet-
te? .... Baas! baas baas Ma foi! papa baas
te...”
|
|
3 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO. i1
,, te noemen!.... De onbefchaamde! het was, als
deed hij het er om; dat ging, oin het andere
woord, baas! Ma foil baas!!.... ik ben gen-
,, digneerd.
Niet meer 'dan ik: en sois sr, ma steur /
fprak Jufvrouw Juliette des Heeren Knuppel-
busch, jongde telg, die niet hare zuster Hor-
tense in eene aangrenzende kamer gezeten, het
gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der
Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk
had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart
wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed.
is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een
individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert
verftand te hebben; maar hij taleert geen grein
ducatle, de man heeft geeri manire de yivre.
4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte,
j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men-
,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een
man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha
t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa-
renieerd te zijn;...”
|
|
4 |
|
“...belofte
r voldeed?
Top! dat hij zijn woord houde: dan maak
ik glosfen op den aanhang, welken ik thans
voorfta.
Zoo ? fprak de Heer Knuppelbusch eene
nieuwe prop op den vuurpijl (lekende. Dat is
toch alles, behalve regt door zee te gaan.,
/ Enfin, mijnheer 1 hernam de boekhouder.,
die, thans aan lager wal zittende, een laatfte'zeil
bijfpande, om weder in het ruime fop te komen,
Doch.,., daar van zee gefprken: hebt gij dien
varensman al bij u gehad?
ft Gij bedoelt den zeekapitein Van der Stap ?...
Ja. Een paar uren geleden, was hij hier. >
Doch!... gij brengt mij,juist op eenen inval__
Die man is fchatrijk; hij fchijnt goedhartig, rond-
ft borftig, niet karig: wat dunkt u, wanneer
! wij hem tot een voorfchot konden bewegen?...
,, ik bied, des noodig, zes ten honderd?.,.
Die inval is niet kwaad. Er Ioopen nog
ver-...”
|
|
5 |
|
“...4'4 DE NEEF VAN CURASAO.
j, verfcheidene wisfels, allen betaalbaar op zigt. Met
,, een matig voorfchot zouden wij nog al iets kun-
nen dekken. Een nieuw krediet fielt ons in
ftaat, nieuwe beflellingeh te doen....
Met uw verlof! viel de Heer Knuppelbusch,
opftaande, zijnen boekhouder in de rede. Er wordt
aangefcheld: ik moet mij naar voren begeven.
Ik zal u van dien Van der Stap ftraks nader
fpreken.
Hier ging de Heer Knuppelbusch naar de
fpreekkamer: waardoor het' gefprek werd afgebro-
ken.
Straks begaven zich de Heeren Ossepoot- en
Jojakim weder naar boven, om hunne tooneeloefe-
ning te hervatten. En ook wij nenrcn deze gele-
genheid waar, na hun Edelens wel vriendelijk
te hebben gegroet, in de hoop van nog eens een
van hen allen in gezondheid te mogen wederzien,
om tot eene volgende afdeeling over te gaan, waar
ons andere tooneelen verbeiden, en de ontmoeting
van nieuwe bekenden te wachten (laat....”
|
|
6 |
|
“...op dit
oogenblik flaat hij den hoek om, en de Bantammer-
ftraat in.
, Ja, wel bekend! Ik herinner mij hem levendig.
Wij troffen hem, gisteren avond, bij dien kleer-
maker in de Ralverftraat aan, voof wiens
M deur, daarna, dat verfchrikkelijk burengerucht
plaats had. Dat was dddr eene opfcbudding I
5 ik zag er eene pruik op enen bezemfteel om-
dragen! Wacht eens!.... wij hoorden dqn
man zelfs noemen :. . als ik het wel heb ont-
houden, flapte zijn naam zoo wat...., Stap-
VOET, Of......... ^ _ '
Jan van der. Stap is zijn naam. * Ik ga U
nader met den man in kennis brengen.
Hup-...”
|
|
7 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
4?
Hupfcher, rondborftiger vent,, dan kapitein Ja
van der Stap had er wel nimmer ter koopvaardij
gevaren. Daar had men den ouden Barend Prou-
welman over moeten hooren, die lange jaren, als
ftuurman, aan boord van den Keinier Klaasjen
had gediend, en menigmaal met onzen Jan om de
noord en de linie onder door was geweest! En als
men zoo te Ramen eens eenige togtjes naar het Pe-
perland bf de IJsbeeren heeft gedaan en nu en
dan den mageren man onder de oogen gezien heeft:
dan kan men eerst naar regt zeggen, dat men een
Ichepel zout met elkander heeft gegeten, en men
elkaar niet van heden of gisteren kent. Opregt
was kapitein Van der Stap in een hoogen graad*
dit kon men hem aanzien; hij fprak gelijk hij
dacht; met hooffche vleitaal of pligtplegingen kon
hij zich niet ophouden; en kwam hij er ook fom-
tijds eens wat plomp verloren voor uit, dat moest
men hem niet ten kwade duiden: want hij meende
het in zijn hart goed; kortom hij was een echt
origineel van oud-vaderlandfche...”
|
|
8 |
|
“...pligt verzuimde, die kon er op rekenen, dat hij,
in kapitein Van der. Stap met geenen gemakke-
lijken te doen had; voor een braven matroos daar-
entegen had hij alles over. Hij had ook, door de
bank, gefchikt volk in zijnen dienst, en werd door
zijne matrozen als op de handen gedragen: want of
men te Am fier dam of aan den Helder te Ports-
mouth of te Curasao naar hem vroeg: overal wis-
ten de zeelieden dat het een baantje was, aan boord
van den Reinier Klaasfen te varen.
Met. dit al had onze Jan toch een leelijk gebrek:
bij had zoo zijne bujjen; hij kon, als hem de muts
foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden;
en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in
te leggen: want maakte men hem het hoofd warm,
dan kon het er rooken! en fchoon hij anders een
gezworen vijand van vloeken was - dan had hij
wel eens de leelijke hebbelijkheid van een geducht
woord bij wind en Weder te zeggen. Overigens
was JAN VAN der Stap toch een regtfchapen en
godsdienftig mensch, een Warm voorftander...”
|
|
9 |
|
“...onze trouw-
hartige .Jan nog al nooit zoo erge fchipbreuk be*
loopen, of hij had er het hachtj afgebragt, en
daarmede zijn geloof aan goede trouw en eerlijkheid
van het wrak gered; de geledene -fchad aan tuig
en want, werd door den kordatn zeerob fpoedig
vergeten; en dan was ook de kwade muts, welke
hij den menfchen een oogenblik toedroeg, even
fpoedig afgezet: want lang te wrokken daar was
s mans inborst niet naar gefteld.
Men hebbe evenwel uit dit geftelde niet af te
leiden, dat Jan van der Stap zulk een dood
onnoozele hals of gelijk men zegt , een fukkel
in de wereld was! hij wist zijn wfeetje zeer
prompt, maar loosheid bezat hij'niet; hij was
trouwhartig en eenvoudig, en op loopjes of (tre-
ken in het geheel niet afgerigt: zoodat een behen-
dige fchurk hem wel eens een knolletje voor eenen
citroeh in de hand kon (toppen. Hierver onder-
hield hem menigmaal een oud vriend, die in dit
opzigt vrij (lim was, en izich niet zoo ligt eene
vlieg-af liet vangen : daar Jan integendeel meende...”
|
|
10 |
|
“...kompagnie,
kamer Amjlerdam ten wiens huize thans Jan ,
na zijne gelukkige terugkomst in het vaderland,
bij voorraad zijn verblijf.... Maar! daar zou-
de ik bijna, onder al dat gekeuvel, de voornaamfie
merkwaardigheid nog vergeten aan te dippen.
Wat eigenlijk de deur digt deed, Kapitein van
der Stap was iemand, die er tot over de ooren
toe in zat: hij had hoeden af, dddr! geld!.;.
Hemelfche klank! Hij was fchatrijk. Dit zegt
-nog niets! Hij berekende zijn armoedje, bij ton-
.nen, zegge Hollandfche tonnen gouds!... Wat
(belieft UEd., nicht evrrsteel ?...
. O! neef, men vindt overal brave en achting-
waardige menfchen, tot op zee toe.
Nu verder! Het was nu zestien jaren geleden,
.dat Kapitein van der Stap het vaderland had
verlaten. Thans, keerde hij daarin terug, van het
eiland Curasao, alwaar hij na .dertien jaren in de
vereenigde Staten van Noord-Amerika gevestigd te
zijn geweest, zich in de laatile jaren had opge-
houden.
Voorheen plagt hij voor de voornaamfie Hol-
landfche handelhuizen...”
|
|
11 |
|
“...id. Zoo
waschte de eene hand diar de andere, en beiden
werden met rijke winden gevuld.
Omtrent dezen tijd- ontdond de drijd der onaf-
hankelijken in Zuid-Amerika i het vuur des krijgs,
dat lang gefmeuld had, borst thans in laaije vlam-
me uit. Die omdandigheid wakkerde de onderne-
mingszucht der kooplieden aan. Delmes fchran-
der oog ontwaarde ras, dat men, om voordeel te
doen, zich in de nabijheid van het oorlogstooneel
moest bevinden, Om geene kanfen te laten voor-
bijgaan, Vdevende van per Stap, naar Curasao;
vestigde er zijn verblijf; en had weldra met de
Yoornaamde hoofden der onafhankelijken belangrijke
betrekkingen aangeknoopt. Delmes kantoor werd
ljet kanaal, door hetwelk millioenen in de fchat-
kisten der Europefche aannemers werden uitgeftort;
zijne koopmansbrieven onderhielden gerege ld de
verftandhouding tusfchen de vrijheidsgezinden en
hunne vrienden aan gene zijde van den Atlantifchen
oceaan. Zoo werden er tonnen fchats gewonnen:
want elke lading, welke de onafhankelijken...”
|
|
12 |
|
“...54
DE NEEF VAN CURASAO.
wapenen en krijgsbehoeften voorzag, werd tegen
baren gelde of Engelsch bankpapier afgeleverd.
Nu kon Kapitein van der Stap zeggen, dat
hij zoo tamelijk zijne fchaapjes op droog begon te
krijgen. Zoo dacht hij er zelf ook over. Hij had
het ver gebragt, inderdaad f Zijne ouders waren
eenvoudige burgerlieden geweest; zijn vader plagt
te Amfkrdam, in een klein huisje op het eiland
Kattenburg te wonen; en werkte als fcheepstitn-
merman, op de werf der kompagne, waarmede
hij tien guldens sweeks verdiende; er kon dus
voor den zoon geene zeer fchittercnde opvoeding
op overfchieten, Toen de dertienjarige Jan vlug
lezen en fchrijven kon en tamelijk uit artjes be-
gon te cijferen, diende er een beroep voor den
jongen gekozen; hij was een Berke, gezonde kne-
vel : er kon een knappe zeebonk uit groeijen, en
Zijn hart ging toch open, als er van de vaart werd
gefproken. Naast zijne ouders woonde een buur-
man daar Jan in de winter avonden, dikwijls
kwam, om op het ganzenbord te...”
|
|
13 |
|
“...ftreelde zich aangenaam met het uitzigt, dat hij
op zijn ouden dag het zijne nog eens in vrede zou
genieten.
Elk heeft zoo zijn ftokpaardje, Dat .van van
per Stap hield zich bij het walletje langs, zon-
der veel geruehts in de wereld te maken, s Mans
geliefkoosd plan was namelijk, om nog eens naar
het vaderland terug te keeren, en in zijne geboor-
teftad jhmficrdam, zijne dagen in ftilte ten einde
te brengen. Dadr wilde hij dan, in de nabijheid
van den Buitenkant of op het eiland Kattenburg,
zich een fraai en welingerigt huis koopen, waar
hij zoo dagelijks onder het roken van zijne pijp
en de zoete herinnering van vorige dagen, het
voor hem vermakelijk gezigt van het IJ genieten,
en onderhands zijn kieltje, dat telkens een dagje
ouder begon te worden, tot de groote afreize zeil-
vaardig maken kon,
Eene gebeurtenis die Kapitein van der Stap
ongemeen diep trof, bragt dit voornemen fpoediger
tot rijpheid, dan het er anders toe zou gekomen
zijn. De dood ontrukte hem zijne lieve huis-
vrouw finds...”
|
|
14 |
|
“...behouden in het lieve va-
derland aankwam. - Maar.... luister! daar
flaat het op den Zuiderkerkstoren juist.vijf ure; het
wordt tijd, dat wij ons naar den Neef van Guade-
loupe begeven ; de Heer Knuppelbusch heeft laten
zeggen, dat men ftiptelijk te zes ure op het too7
neel verfchijnt; fpoedig derhalve! want wij moe-
ten door al dien tegen, nog naar de Vinkenbuurt {
Neen, Barend het is niet te doen voor d$
vrouwen, om door dik en dun, in zulk een
'y, weder hn te .fjokken, fprak Kapitein van
der Stap fot zijnen vriend, terwijl zij, na ge-
wacht te hebben, of de vervaarlijke regenbui mogt
opgehouden, nu eindelijk gereed ftonden, zich naar
dn liefhebberij fchouwburg te begeven.
Dat zeg ik ook , hernam Prouwelman.
De arme wijven zouden druip nat worden.
Wij, oude zeemakreelen geven om zulk een
fchepje niet, en kunnen er dus wel door heen.
Maar vrouwvolk kan daar zoo niet tegen. :
D 5 Wacht!...”
|
|
15 |
|
“...59
DE NEEF VAN CURASAO*
Wij zulkn maar handig in zee Reken, Jan l
en niet op de (lede wachtenfprak Prouwel-
man. De vrouwen kunnen wel daarna ko
men.
Wel bedachf! hernam van der Stap en
riep naar achter: ,, Robbetje geef mij mijnen
duffel eens aan !
Robbij kwam met den blaauwen peijekker.
Dare isfe de peijekkre, Kappetein!
Is er tabak in mijne doos en een flok rum in
de flesch? vroeg van der Stap,
Ja, Kappetein! ze bebbe er in gedaan,
Gij kunt uwe tabaksdoos wel te huis laten,
fprak Prouwelman. Want daar wordt toch in
den (chouwburg niet gerookt.
Er zal toch, hoop ik, wel een ftuk van eene
kombuis of koffijkamer zijn, hernam van der
Stap. ,, Dat mag de fatan anders uithouden,
dddr den geheelen avond zonder eene pijp te
liggen,
De beide vrienden begaven zich met robbetje
op weg, om den liefhebberij-fchouwburg in de
Vinkenbuurt te bereiken. Eene poos, nadat zij
vertrokken waren, kwam de toeflede, waarmede
Prouwelmans vrouw en behuwdzuster werden
afgehaald.
Mijn man heeft...”
|
|
16 |
|
“...had het
woord fchouwburg in het algemeen genomen; de
fleperdie niet eens wist, dat er een oud Limoen>
tje in de wereld laat ftaan, in de Vinkenbuurt
was, had dit in goeden ernst op den Hollandfchen
fchouwburg toegepast. Hij hield het dus regelregt
op het Leidfche plein aan, De man was geen
druk fchouwburgganger: anders zou hij bedacht
hebben, dat daar, s dingsdags avonds gewoonlijk
niet gefpeeld wordt. Ook Jufvrouw Prouwel-
man en hare zuster verkeerden in den waan, dat
de Stuurman en van der Stap den grootep
fchouwburg hadden bedoeld, en lieten zich der-
halve vergenoegd en. wel, naar het Leidfche plein
trekken, in de hoop, dat zij dezen avond eens
regt wat moois zouden zien. Op het Konings-
plein moest de fleper, in het voorbijgaan, eens
ftil houden: dddr werden, aan een kraampje, Chi-
vaas appelen en noten gekocht. Men wil toch,
in den fchouwburg zittende, iets ter ververfching
heb.-...”
|
|
17 |
|
“...VAN CURASAO. Stap, nu hij eindelijk hoven is, aan.
Dat fchijttt hier wel eene fchoolte zijn,
met al di banken op eene rij, zegt Prouwel-
man ,. bij het binnenkomen, een oog in het rond
flaande.
Willen de Heeren maar hier komen, en op
de eerile bank bij het orkest te gaan zitten?
vroeg de oppasfer, den binnenkomenden hunne
plaatfen aanwijzende.
Moeten wij hier, bij de fpeellui, zitten?
vroeg Kapitein van der Stap met zijnen vriend
en Robbetje plaats nemende.
j, Spheellhui ?... Nho hoort me zhoon ghek!
zoo whaar zal ik zegen hebben, as de lhompert
,, wheet, what heen knap miezijkant thoekomt!
gromde de orkestmeester, die twee violisten, een
klarinetfpeler en eenen keteltromflager onder zijn
kommandement had.
,, Robbetje hadt gij nu de vedel medegebragt,
dan kondt gij muzijk helpen maken, merkte
Prouwelman aan.
55 Zeg eens, vriendje! zei van der Stap ,
den bol in het rond kijkende, tot iemand, die
naast hem zat. ,, Wat beduiden...”
|
|
18 |
|
“...wand. Van binnen fchijnen ze met fitspapier be-
n plakt te zijn: doch aan het merk, dat buiten
op de planken is blijven liaan, zie ik duidelijk
* dat er voorheen citroenen, of Curacaofche appelen
in verzonden zijn.
Zal hik gezond zijn! dat zijn de Ihoosjcs hen
* het hamfithejather - de heerlle plaatfen whaar
de Heeren befthierderen mit de fornaahmlle bin-
* thekenarren zitten.
v Als mij die hokken, met eene frisfche wind-
ftreek, maar niet hier in het vooronder komen
fmakken! fprak van der Stap; en vroeg
toen aan zijnen vriend: Ei lieve, Barend!
wat Haat daar- op dat gefchilderde vloerzeil te
lezen?
Vloerzeil?... Waar ?
Ja! of fcherm: hoe heet het ding, dat daar
uitgefpannen hangt?
Mijnheer bedoelt eigenlijk de tooneelgordijn,
Fprak iemand, die het woord opvatte. Er Haat
dit vierregelig versje op:
Deze achtbre tempel zij der kunstmin toegewijd!
Hier huldigt men de deugd; hier (laat de tweedragt buiten.
De vriendfchap kroont verdiende en weert den vuigen nijd.
Hier mag men...”
|
|
19 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO. tfp
zegt van der Stap, blozende van verontwaar-
diging.
Spotternij zegt Ed.
Ja! In het rijmpje ftaat van ten achtbaren
tempel. Dat gelijkt nu immers nergens naar,
het komediefpelen op de kerk te pas te bren-
30 Sen---,
Klink, rink, klink!... liet waarfchuwend fchel-
letje geeft het fein tot algemeene ftilte en aandacht.
Stilte!... Zitten dddr!.. Hoeden af! Ja
wel! hoor mij zulk een vreesfelijk geweld eens!
hoor dat gefchreeuw en gedruisch! Er is geen
bedaren aan. De rollezer komt van zijne plaats
te voorfchijn.'
Hik whaarsebjauw het geheerd piebliek for de
y. lhaatfte mhaal! dus luidt s mans ernftig
vriendelijke toefpraak. As jelhui niet bedhaart,
kennen we honmochelich ftbaan te beghinnen.
Maar neen! het baat niet. De toefchouwers
hooren hem niet eens. Het is, of het geweld
zelfs verdubbelend toeneemt. De ganfche gehoor-
zaal ftaat op een eind. In dit oogenblik treedt
een der beftuurderen uit zijne loge te voorfchijn.
Iemand die in oogenblikken van...”
|
|
20 |
|
“...in eene zachte zamenftemming onmerkbaar in
een ; het eene beantwoordt aan het andere ; het ge*
lieel der uitvoering is zijnen meester waardig.
Kapitein van der Stap Prouwelman en
Robbetje zijn geheel oor geheel oog. De laatfte
ftaat telkens op; dringt telkens meer voorwaarts ;
telkens moet men hem verzoeken bevelen, dat
hij tch ga zitten. I lij is allengs tot digt bij het
tooneel genaderd: daar breekt eene lat, tegen welke
hij leent; krak!-zegt het,... nog eene lat! hij
hoort, hij ziet het niet.
Mhortje! gha toch zitthen! zegt eindelijk
d orkestmeester, hem bij den arm nemende en
onzacht nederzettende. Robbij volgt werktuige*
lijk; en zet zich neder.
Het eerfte bedrijf des tooneelftuks is geindigd.
Een daverend handgeklap en geroep van bravo! ge*
tuigt van de goedkeuring en toejuiching der aan-
fchowers. Kapitein Van der Stap en Prouwel.
man fchreeuwen het uit. Robbetje ftaat roerloos
glijk een ftandbeeld; het is hem droomen. ...
Daar tikt hem een man op den fchouder.
Zeg eens, 'zwartje...”
|
|