1 |
|
“...
mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje
reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven
, ure! Het is toch heden avond geen. th dan-
,y sant?"
Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal
op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste-
ren avond werd het half negen ure, wij waren
de laatften in het casino.
Het brommertje! Kinderen! daar is het brom-
, mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit
de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !...
Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa-
tanfche jongens nu weder! Er is er niet n
aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------
Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar
is het brommertje! maak het portier eens open!
de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!.....
Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het
,, gehoord? ....
Nous voila! mon papa! nous voilh! zei-
den de meisjs, te voorfchijn tredende; en vroegen
in...”
|
|
2 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
Sa?
en vervolgt tot Renberg, die roerloos en als
vastgeklonken Raat, zijnen blik onbewegelijk op
den verheugden grijsaard en Henrietta gevestigd
houdende: ,, Nu uwe' bcrts, 'Mijnheer Ren-
. berg! Zie hier, lieve Henrietta den
man, van wien gij gisteren fpraakt, dien gij
reeds in Rusland geiuuveld waandet, maar dien
gij hier thans levend voor u ziet, en zonder
wiens onverfaagdheid gij, welligt, uwen neef
van der Stap nimmer zoudt gezien hebben!
Wie fchildert het tooneel der eerfte vreugdevolle
ontmoeting en herkenning tusfchen de twee, zoo
lang en door zoo noodlottige omftandigheden, ge-
fcheidene gelieven! wie hunne eerfte vurige om-
helzing, na zulk een wedervinden! Wie maalt de
verrasfing, de blijde aandoening j de fprakelooze
verwondering en welke andere hartstogten meer,
die bij dit belangrijk fchouwfpel, in de gelaats-
trekken der aanwezigen, ook van den onverfchillig-
ften onder hen, zigtbaar werden! Ik voor mij
wil liefst mijne pen aan deze fchets niet...”
|
|