1 |
|
“...voor den aanvang
van het eerde bedrijf des tooneelduks hopen aan
te komen*
Nog eemge Voetdappeii verdef $ eri wij zijn aart
het pakhuis S het oude Limoentje in de Vinken*
buurt. Men ziet wel, dat de geest van den
Heer Ossepoot en diens aanhang hief heerscht:
over eene te felle verlichting is hier waarlijk niet
te klagen. Als wij, in deze helfche donkerheid ,
maar gelukkig den ingang bereiken! Wij moeten
dien trap diir op, waar dat lantarenlampje boven
de deur flikkert. Het fchijnt hier, met dit re*
genachtig weder, wel een modderpoel te zijn: men
E moet...”
|
|
2 |
|
“...befcheiden
vorftel, om der menschlievendheid, een offer te
brengen, Ik houd mij verzekerd, mijne Hee-
ren en Mejufvrouw! dat gij mij verdaan zult
hebben. Ik verzoek u, mij daarvan, door eeno
dadelijke bijdrage, wel het bewijs te willen ge-
ven?.,. Welaan! daat mij toe, u dezen hoed
ter inzameling te mogen aanbieden!... Daar
ligt mijn aandeel in denzelven!
De Jufvrouw, ter wier behoeve het voordel
plaats had, trachtte wel, naar het fcheen, zoo
veel mogelijk zich er van te verfchoonen, maar ha-
re tegenkanting was zoo flaauw, dat daaruit veel*
Cgr haar heimelijk welgevallen in de zaak bleek,
Bo*...”
|
|
3 |
|
“...177
DE NEEF VAN CURASAO.
* te doen? ,,Ja, Jufvrouw; het is goed,
n dat gij er mij om helpt denken ; gij moet de har-
telijkc groetenis van den dooven Jurricn heb-
ben." Lieve deugd! dacht ik, die oude doo-
ve ziel denkt nog aan mij, terwijl ons Betje ha-
re vriendin geheel vergeet. Ik had duchtig boos
op u kunnen worden, zoo ik niet begrepen had,
dat gij van Reiniers gang naar de ftad onkundig
zoudt geweest zijn. Eindelijk kwam dan toch
onze Frans. Heeft hij u niet verhaald hoe verblijd
ik was, toen ik uwen brief ontving ? Ik moest
denzelven dadelijk openen en lezen.
Nu! ik wil gaarne gelooven dat gij fchier geenen
tijd gehad hebt om aan fchrijven te denken. Dat
moet eene drukte geweest zijn! Ik las met ver-
maak, dat Mijnheer Hoogbrand Rudelshoven aan-
gekocht heeft, en nu deze fraaije buitenplaats aan
Vredesheim doet trekken. Wat hebben wij, als
kinderen, op dat Rudelshoven niet al huis gehou-
den Ik kan mij nogi zoo levendig die tooneelen
uit mijne jeugd voordellen.- Het goed behoorde...”
|
|
4 |
|
“...dat er
aan een van beide kanten eenige verhindering in
den weg kwame, dan verwittigen wij elkander daar-
van nader. .Hartelijk verlang ik de lieve HenriSt-
ta van wier aangenamen omgang gij mij zoo veel
verhaald hebt, en die ik ook uit haren brief innig
heb leeren hoogachten in perfoon te ontmoeten
en de reeds in het hart gemaakte vriendfchap, door
eene perfoonlijke verkeering naauwer aan te knoo-
pen. Ten einde zij van mijne opregte belangftel-
ling in hare vriendfchap en mijn verlangen naar ha-
re komst, te meer overtuigd zij, fluit ik hier een
lettertje- voor haar in, hetwelk gij haar wel ter
hand zult Hellen.
Wat heb ik opgezien, dat Saartje reeds ge-
huwd en moeder is! Waar is die tijd gebleven! __
Het doet mij pleizier, dat het haar zoo wel gaat.
Doe haar, als gij haar fpreekt of fchrijft, mijne
hartelijke groetenis.
Om uwe nieuwsgierigheid omtrent den Heer
Burnagel te voldoen. Ja, het is de vader van
WimpjeVan der Gaard bij wien hij Secondant is.
In perfoon ken ik Burnagel niet, doordien...”
|
|
5 |
|
“...BE NEEF VAN CURASAO; & 11
makkers gefpeeld, als jongeling met mijn meisje
gewandeld of menig kommerloos oogenblik aan ha*
re zijde geileren had.
Onbemerkt, waren wij de groote lindelaan ten einde
en nu bevonden wij ons weldra, van tusfehen de
lommer, op den heuveltop, van waar men in een
ruimer verfchiet het bekoorlijke Bcrtingn voor zich
ziet liggen. Welk een aanblik!... daar lag het
fchildrachtig landfchap, nog even door de laatfl
ftralen der ondergaande zon verlicht, onder den ef-
fenen avondhemel beneden mij. Hier, alwaar in de
fchaduw van eenen kastanjeboom een handwijzer
^ftaat en de landweg eenen tweefprong maakt, be-
val ik mijnen voerman een weinig ftil te houden i
Want, vriend! deze plek gronds gij kent den*
zelven was bijzonder merkwaardig voor mij.
Ik had van daar, toen ik vijf jaren geleden, bij
den doormarsch naar JDuitschldpd, Bertingcn nog
eenmaal had bezocht, het dorp en deszelfs bekoor-
lijken omtrek voor het laatst gezien. Tot aan de-
ze plek had Henritta Dalman met...”
|
|
6 |
|
“...RE NEEF VAN CURASAO; 335
fe lasfchen; maar moet, dit overflaande, thans een
aanmerkelijken fprong voorwaarts doen, om mijne
lezers, bekend te maken, op welk eene wijze Juf-
vrouw, Dalman weder van de eerlooze Palonnier.
geraakte en ten huize der brave Mevrouw Swart-
hoven kwam.
In de eerfte dagen van haar verblijf ten huize
bij; Mevrouw Palonnier had Jufvrouw DalmAn
niets hoegenaamd vernomen, dat naar eenige onbe-
tamelijkheid zweemde; integendeel, de huichelach-
tige Palonnier had zoo listig hare (treken weten
te verbergen, en zoo; kunftig de ingetogene, lieve,
deelnemende vrouw gefpeeld, dat zij fpoedig het
volle vertrouwen der fchuldelooze had uitgelokt,
en deze haar, met de openhartigheid der onfchuld,
alle hare lotgevallen had medegedeeld. Het leed
echter niet lang, of Jufvrouw Dalman had hare
gastvrouw nader leeren kennen, en van toen af
eenigen argwaan tegen.? haar beginnen op te vat-
ten; deze argwaan was verflikt geworden, toen
de laatffce zich allengs meer had beginnen bloot te...”
|
|