1 |
 |
“...den noodlottigften fchijn vervoerd!
en ook ik zou, in hetzelfde geval, in uwe dwa-
ling gedeeld en mijn hart aan de misleiding des
yerftands ten offer gebragt hebben. --- Mogt gij
intusfchen uwe beminde HenrictTa weldra we-
dervonden. Meld het mij, bid ik u, onverwijld,
zoodra gij haar op het fpoor zult zijn. Maar Jm-
flerdam is zoo groot! wie vVeet waar zij zich
thans bevindt! waar zult gij haar navragen! Ach!
piogehjk is het reeds te laat, en houdt zij, door
ongeluk op ongeluk vervolgd, zich piet meer in
de ftad op. Hemel!..,, indien zij eens het ge-
loof aan mnfehelijkheid en goede trouw had opr
gegeven, en in eene vlaag vaji vertwijfeling de
handen aan.... Ha! weg met qlat denkbeeld het
doet mij ijzen. Neen er is een oog, dat het lot
der deugdzamen bewaakt;- heb goeden moed! zij
zal niet voor u verloren zijn!
Hoe vurig wensch ik, door middel van dezen
brief iets tot uwe liernigihg toe te brengen!
Heil en redding! dat is mijn wensch > die zoo har-
te-...”
|
|
2 |
 |
“...334 DE NEEF VAN CURASAO.
de landman te Twello, de jonge Jufvrouw Dalman
piet zijne huifkar en paard gebragt tot bij zijnen
zoon, die in het dorp Garderen woonde, en de-
zen het lieve 'duvelke van en deernken, gelijk de
goede oude zich had uitgedrukt, ten zorgvuldigfte
aanbevolen, en hem verzocht, hetzelve des ande-
rendaags verder tot Utrecht te willen brengen. De
jonge Holterink had hierop aan zijnen vader ge-
antwoord, dat hij, den volgenden morgen vroeg te
Utrecht op de pinkfter-paardenmarkt moetende zijn,
nog dien eigen middag de reis naar deze ftad dacht
aan te nemen; en nadat Jufvrouw Dalman een
weinig uitgerust was geweest en eenige verver-
fchingen gebruikt'had, had hij den wagen inge-
fpannen, en was met haar, zijne vrouw en doch-
ter naar Utrecht gereden, alwaar zij nog dien
zelfden avond waren aangekomen. In Utrecht had
Jufvrouw Dalman ten huize van goede kennisfen
van Holterink en zijne vrouw vernacht, en was
daarop, den volgenden morgen, na van deze hup-
fche menfchen een ...”
|
|