1 |
 |
“...terwijl ik eene
boodfehap naar onzen Schoenmaker in de Hofftraat
deed, had mijne tante dit oogenblik van mijne af-
wezigheid waargenomen, om de latafel te door-
fnuffclen, en toen deze werken gevonden. Er was
iets gaande, bij mijne te huiskomst, dat ver-
zeker ik u! Ik dacht, dat zij de boeken zoude
verfcheurd hebben, zoo hevig voer zij tegen, mij
nit, dat ik haar gezegend huis door romans, en
treurfpelen durfde ontheiligen; de fchrijvers dezer
fraaije werken fchold zij voor fatanspriesters en pes-
ten van den lande; de goddelooze boeken moesten
oogenblikkelijk weg of waren ongenadig ten vure
gedoemd. Ik. bragt Louise de haren terug; en deze
heeft finds ook de uwen iri bewaring.
Eenig nieuws van aanbelang weet ik u niet te
melden. Dat Truitje Diestheuvel ondertrouwd
is, zult gij voorzeker reeds in de courant gelezen
hebben? Doch ik zou bijna nog iets merkwaar-
digs vergeten. Onze Peter Knochs heeft eene
aanftelling bekomen en is reeds naar Zeeland ver-
trokken! de goede hals was met zijn...”
|
|
2 |
 |
“...binnen tredende.
Vrienden! zegt Jan van der. Stap tof
de aanwezigen, toen hij binnen treedt, terwijl hjj
den jongen krijgsman bij de hand vat: ,, Ik heb
ht pleizier, u in dezen Heer, mijnen redder
en hooggefchatten vriend, den Heer Luitenant
Renberg voor te ftellen. Had deze brave Of-
ficier geenen moed .en tegenwoordigheid van geest
,, bezeten, dan was Jan van der Stap met zij-
nen kneclit> en voerman, mogelijk, om kroos
gegaan; en had geen van ulieden hem, waar-
fchijnjk, wedergezien!
Pes Kapiteins huisgenooten betuigen den voor-
treffelijken, jongen man. hunne ongeveinsde ach-
ting, door beleefdelijk opftaande, hem te groeten;
hetwelk Luitenant Renberg met eene vriendelijke
buiging, beantwoordt. Ook Jufvrouw Gronne is
opgerezen, en groet den Luitenant.
Hoe drommel nu! kent gij elkander,Jufvrouw
Gronne ? zegt Kapitein van der Stap op
den Heer Renberg doelende, daar hij uit hunne
groetwisfeling ontwaart, dat zij elkander langer,
dan van heden, kennen.
Om u te dienen, Mijnheer...”
|
|