1 |
 |
“... Maar voor
onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra-
gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden
komen altijd, aan den man.
Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik
dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe
gij met uwen jongen leven moet. Neen, man!
al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik
toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan
hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien
wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten
goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw
nit....
Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer
kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met
die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-.
ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar
daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in
de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog
wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t
knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk
uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat
noem- ik, iemand in het openbaar te- pottris-,
s, truren
Nu, baas, doe...”
|
|
2 |
 |
“...ook eens voor den Neef van Guadeloupe gaan
fpeten.. ,
Wordt gij nu gek, Barend? Ik,'op mijn
' ouden dag komdiefpeTn ?! Zij zouden tnee-
nen, dat ik met molentjes ging loopen!
. Wel!" dat zoude zoo mal niet bedacht zijn.
Als gij mij maar regt verftaat.' Gij fpeelE,
hij voorbeeld, dezelfde rol.
Ha ha 1... Ik, oude, ftijve zeewinkelhaak,
zal hier, in mijn Zesenvijftigfte jaar, te Am-
Jlerdam komen 6'ra toneelrollen te ipelerff..",
,, Ha! ha! Hoe komt het in u op, Barend
Gij verftaat mij nit, Jan Laat mij eerst
uitpraten! Ik zal u met korte woorden zeggen,
hoe ik dat eigenlijk meen.
Welnu. ?.,.
Ziel toen zij metde vertooning dkdr waren,
waar de Neef van Guadeloupe bij dien h o vaar
, digen Mijnheer kwam, die hem zoo onbarmhar-
tig affcheepte; en daarna zich bij zijne nicht
vervoegde, die het fber had, maar hem toch
' 'met opene armen ontving; toen dacht ik zoo:
5' Hale, de' henlter! dit geval komt op een haaf fla
vereen met dat .van onzen Kapitein, die toch
ook van een Westindisch...”
|
|
3 |
 |
“...eene korte poos,
j-, den Mf van Guadeloupe eens uithangen, en
j5 aanfielin, als- kwam hij zoo arm gelijk
55 JbB en doodlijk om hulp verlegen van z te
55 rug'f 'dan ioude men eerst zin, wie van zijne
inagfehap hm uit ware achting genegen waren,
j, of wie den man m zijne geldkist waren toege-
5, daahv y Z dacht ik er over: begrijpt gij$
j, Jan? Wat dunkt er u van?
Op" mijne eer." die inval is een daalder waard.'
Sakkerloot Barend! gij zijt toch een kluchtige
vnt. Hoe-vindt gij het uit!
,, R ht nit waar, Jan gij zijt in het alge*
meen goed van vertrouwen; gij Verbeeldt u, dat
alle menfehen denken en handelen zoo als gij
4, en ik', die vegt door zep-gaan? Ja #en
f faar 'fclft' aan.; Voor een vijfentwintig
jaat', dacht ik in dit pZigt* gelijk gij; jfc
meende ook'-,- dat' de Gereld dus befiond'; ett
j al pdig mijn vertrouwen Weg.
ik verzeker u, ik heb lefgeld betaald: vraf
f5 find...”
|
|
4 |
 |
“...waaraan hij zich te houden heeft.
,, Dat zeg ik ook! hernam Kapitein van der
Stap, een glaasje infchenkende. Ik kan .ook
,, niet lijden, dat iemand zijnen evenmensch met
een valfchen fchotel bedient.
Gij moet echter uit dit gezegde niet afleiden,
vervolgde Prouwelman , dar ik, iedert ik het
,, boord verliet, een kniesoor of wantrouwige
vent ben geworden, die denkt, dat alle men-
fchen het er op toeleggen om hem eene kat in
den zak te verkoopen. Neen, Jan! dan zoudt
'i3 g'j Barend Prouwelman nit meer kennen.
33 Ik geloof integendeel, dat juist daar, waar men
ze het minst vermoedt, nog vele zeer brave lie-
den worden gevonden, menfchen op wie men
,, aan kan, maar die in den omgang met die zo-
33 genoemde fijn befchaafde en fijn gepolijste we-
reld, even zulk een krom figuur maken, als
een landfoldaat in het want van een oorlogfchip.
Maar, dit is er van de zaak: ik ben een weinig
terug gekomen van die algemeene trouwhartig-
heid, welke mij voorheen eigen was; ik laat
mij niet zoo...”
|
|
5 |
 |
“...n, uit vreeze dat
mijne tante ze mogt vinden; daar ik wel begreep,
dat ik er dan tegen aan zoude loopen. Op zekeren
namiddag in de verledene week, terwijl ik eene
boodfehap naar onzen Schoenmaker in de Hofftraat
deed, had mijne tante dit oogenblik van mijne af-
wezigheid waargenomen, om de latafel te door-
fnuffclen, en toen deze werken gevonden. Er was
iets gaande, bij mijne te huiskomst, dat ver-
zeker ik u! Ik dacht, dat zij de boeken zoude
verfcheurd hebben, zoo hevig voer zij tegen, mij
nit, dat ik haar gezegend huis door romans, en
treurfpelen durfde ontheiligen; de fchrijvers dezer
fraaije werken fchold zij voor fatanspriesters en pes-
ten van den lande; de goddelooze boeken moesten
oogenblikkelijk weg of waren ongenadig ten vure
gedoemd. Ik. bragt Louise de haren terug; en deze
heeft finds ook de uwen iri bewaring.
Eenig nieuws van aanbelang weet ik u niet te
melden. Dat Truitje Diestheuvel ondertrouwd
is, zult gij voorzeker reeds in de courant gelezen
hebben? Doch ik zou bijna...”
|
|
6 |
 |
“...van gedrag
jegens mij Veranderd; Wat daarvan de oorzaak is,
weet ik niet. Zoude zij Van mijne Ontmoeting met
Jufvrouw Dalman iets vernomen hebben? zou de
listige Palonnier mis(chien . Maar daarvoor
zal deze zich wel gewacht hebben. Ik moet
derhaive vermoeden, dat er gedurend mijne afwe-
zigheid Van hier, terwijl ik mij op reis naarNoord-
hoorn heb bevonden, iets voorgevallen is, dat
tot deze omkeering heeft aanleiding; gegeven; maar'
wat dan ? Ik verklaar, het niet te weten, wat
Zeg ik!.;. nit eenmaal te kunnen gisfn. Hoe
dit zij Wilhelmina is in d verledene week naar
^ en...”
|
|