Your search within this document for 'mo' resulted in four matching pages.
1

“...geweld zelfs verdubbelend toeneemt. De ganfche gehoor- zaal ftaat op een eind. In dit oogenblik treedt een der beftuurderen uit zijne loge te voorfchijn. Iemand die in oogenblikken van fpanning, er door heen tast, en moed en geestkracht aan den dag legt, kan wonderen verrigten. Zulk een man is .geld waard. De te voorfchijn getredene beftuurder .geeft eenvoudig den oppasfer eenen wenk; mannen van een vast karakter doen zoo iets met weinigen omflag af, Sjolem! zegt hij, Schla her honder dheur, Ei MO-...”
2

“...bescheidenheid delde, om ons het verhaal hareir ongelukken mede te deelen. n Doch de pligt der menschlievendhid wil, dat n Wij jegens ongelukkigen niet'ilcchts befcheiden, maarJ ook hulpvaardig zijn* Het is een fchoone pligt het ongeluk te lenigen, den rampfpoed zijner mcdemenfchen te verzachten. Ik bedank Mevrouw, voor de mededeeling van hare gefchie* denis -die ons' thans in de gelegenheid delt den bedoelden pligt op eene kiefche wijze te vervul* len. Ik wensch, dat zij zich niet beleedigd mo* ge vinden, wanneer ik, op het gevoelig hart mijner reisgenoten rekenende, hen befcheiden vorftel, om der menschlievendheid, een offer te brengen, Ik houd mij verzekerd, mijne Hee- ren en Mejufvrouw! dat gij mij verdaan zult hebben. Ik verzoek u, mij daarvan, door eeno dadelijke bijdrage, wel het bewijs te willen ge- ven?.,. Welaan! daat mij toe, u dezen hoed ter inzameling te mogen aanbieden!... Daar ligt mijn aandeel in denzelven! De Jufvrouw, ter wier behoeve het voordel plaats had...”
3

“...DE NEEF VAN CURAQA. #43 dan nu al mijne fchoone plannen in duigen gewor- pen!... Maar, Henricttas onfchuldig gevoel, de opvoeding die zij-genoten had, de beginfe- len die haar waren ingeprent, ja, tot zelfs de teedere fchroomvalligheid welke haar altijd eigen plagt te zijn, hoe was dit alles overeen te bren- gen met het wegloopen van eene plaats, met het zich weg maken bij den nacht! zij, een meisje alleen!... neen! het was mij nog niet mo- gelijk er geloof aan te liaan. Wat zoude ik in- tusfchen doen, om iets naders omtrent haar te ver- nemen? waar zoude ik het eerst trachten haar op te fporen ? Het fcheen nu toch eenmaal mijn lot in de wereld te zijn, de eene teleurftelling naar de andere te moeten ondervinden; deze laatfte trof mij ik moet het u bekennen, Maurits! tot diep in de ziel; maar, ik tracht, gewapend met de hoop op eene betere toekomst, de moeijelijke overwinning op mij zelven te behalen, van name- lijk den rampfpoed dezes levens, dien mij wordt toegefchikt, met geduld...”
4

“...bereik zocht weg te komen, Denk echter niet, tante! dat ik mij, ligtzinnig en zonder een bepaald doel, de wijde wereld in begeef. Ik vertrek naar Amfterdam, alwaar liefderijke menfehen, aan wier goede zorg ik ben aanbevolen mij met opene armen verwach- ten. Ik hoop aldaar, door verdere aanbeveling, i, eene wenfchelljke beltemming te vinden, hetzij i, eene plaats als gezelfchapsjuffer of andere gele-. genheid, om op eene eerlijke wijze door de we- ft reld te komen. Ik bid den Hemel bewaard te mo- gen blijven bij de goede beginfelen, welke mij door i, mijne dierbare ouders, van kindsbeen af, wer- ft den ingeboezemd; en mag, indien ik daaraan ge* trouw blijf, hopen, dat de hand, die mij, ar- ft me, verlatene weeze! tot hiertoe, zoo weldadig ft door alle wederwaardigheden en verdrukkingen heeft geleid, mij verder, vaderlijk, zal geleiden. ,, Wat lot mij dan ook, in het vervolg, moge t ft beurt vallen, nimmer hoop ik zult gij hooren, dat uwe nicht Henrietta zich verloo- ft pen heeft...”