Your search within this document for 'mis' resulted in eleven matching pages.
1

“...86 de' Mef Van CURASAO. Op een prik, Barend daar zal het hem ha* perenhervkt zijne vrouw, ,, want onze Ka- pitein bevond zich, op lang na, niet in zijn j, gewone luim. Neen! mijne goede Jufvrouw Prouwelman gij en uw man zijt beide de plank mis: het hapert hem daar niet; het fpit in den rug is ht hem niet; liet zit onzen Kapitein van der Stap niet in den rug, maar het fchuilt zijn Ed. in ja, raad hens!... in hoofd en hart: want finds dat laat- fte onderhoud met Jufvrouw Gronne.-.,. Doch het is reeds laat! daar roept de nachtwacht-: half twee heeft de klok! Zie Barend Prowel- man eens geeuwen! Wij wenfchen de vrienden wel te rusten, en nemen affcheid tot morgen, om eene volgende afdeeling met den frisfchen ochtend te kunnen beginnen,...”
2

“...aan het nidzente komen .waardoor zij de zinkings kwijt zoude ra- ken; neef ontving daarbij een voorfchrift om te- gen de jicht aan 'te wenden : want gij weet, mijne vrouw is'altijd met huismiddeltjes op de been y en verftaat ok een weinig van ,de fijmpathie , V hetgeen zij van haren vader heeft geleerd, die een gewezen paardendokter uit de- Beemfter was. ,, Om weder op onze reis terug te komen! Gelijk gezegd is, wij gingen toenmaals niet, maar bleven ftil t huis. Doch neen! dit heb ik mis, want "dewijl mijne'vrouw toch, eenmaal het reizen in baar hoofd .en er alles naar ge* fchikt bad, deden wij, voor een -paar dagen, 5, een uitftapje naar den Zaan-kant. Neef Haal wijk kwam intusfchen, als naar gewoonte-, getrouw bij ons aanwaaijen, zo dikwijls hij in het verVolg te Amjlerdam moest zijn. En jav V.) ' ,, dan...”
3

“...perfonen in de roef zitten, zegt Prouwelman die intusfehen me- de is toegefchoten. Wel ja! hervat de Schipper, op den Kapi- tein en Robbetje wijzende. Die twee dddr zijn lieve jongens, om hen in de roef te plaatfen! zulk een paar verloopene zeebonken! Laat hen, voor een paar dubbeltjes de man, boven op zitten, Stoffel ! luidt de raad van des Schippersknecht. Wel, wat hamekater is dat! zegt een deftig bur- gerlijk heer, die nevens den Schipper in den ftuurftoel ftaat. Zie ik het wel of mis ? Is dat niet de rijke Westindir d Heer van der Stap met zijn zwarten knecht? ... Ja zoo waar ik leef! Ei 'lieve, houd toch aan den wal, Schippertje! opdat Mijnheer riiet zijn' bediende in de fchuit kan flappen. ' Mijn lieve Mijnheer! zegt de Schipper tot den...”
4

“...DE NEEF VAN CURASAO. i5 liet zij op eene ichandelijke wijze des nachts mijn huis, alwaar zij het goed kon gehad heb- ben, als zij maar had willen oppasfen!... En waar is dat ongelukkig fchepfel gebleven? Drie dagen, nadat zij was voortgegaan, kwam er een Officier naar haar vragen. Doch ik vermoed dat dit afgefproken werk was ; hij zelf was mis- fchien met haar doorgegaan. Gij moet weten, neef! zij had altijd minnaars aan de hand, en was naauwelijks twintig jaren oud! ook liet de Jufvrouw zich veel voorftaan op hare fchoon- heid... ach, dat vergankelijke! ... ,, Maar ik vraag: waar bleef zij finds? Of weet gij dit niet? ,, Er zijn lieden die meenen haar elders onder een reizenden troep te hebben gezien. Nu! dit laat zich wel hooren: want den geheelen dag las zij tooneelfpelen. Anderen zeggen, dat zij te Amfierdam of Rotterdam in een Hecht huis zou beland zijn. Nu! het eene is zoowel 'als het .andere, van hare gading. Doch geen won- der ook: de appel valt niet ver van den ftam. Zij zal...”
5

“...200 DE NEEF VAN CURASAO. van Mentz terugkeert, en heden avond met buiten- gewonen post van hier vertrekt, om nog voor aan- ftaanden zaturdag te Deventer te kunnen zijn. Hij neemt brieven voor Mijnheer Hoogbrand mede, wiens reisplan geheel veranderd is. In plaats van namelijk ilecbts het Badenfche te bezoeken en mis- fchien Zwitserland even aan te doen, gelijk aan- vankelijk zijn voornemen was, zal nu onze reis over den Sint Gothard naar Itali gaan; te Napels zullen wij den winter doorbrengen; en in het vol- gende voorjaar over den Mont Cenis door Frank- rijk de te hulsreize aannemen. Ik zal dus nog veel merkwaardigs befchouwen; doch wjj zullen elkander m dit jaar wel niet wederzien, lieve Henrietta ! Intusfchen zal deze lange afwezigheid onze vriend- schap niet verflaauwen; en ik wil hopen dat uw lijden nu weldra ten einde moge zijn, en blijdere dagen, de treurige anderhalf jaar, die gij hebt door- gebragt, mogen afwisfelen. Houd uw voornemen toch zorgvuldig voor uwe tante geheim. Als er...”
6

“...4*8 DE NEEF VAN CURASAO. ongeveinsde braafheid zou Weten te verbergen' niet mogelijk, zeg ik, en wensch dat alles de begoocheling van eenen droom ware, wat ik lijd. Dan! kan ik de overtuiging mijner zinnen weder- fpreken? wat ik zelve hoorde, zag eh wakende waarnam, kan dat begoocheling heeten? neieh! dat is de harde wezenlijkheid zelve. Ach! mijne ge- noegelijke droomen zijn verdwenen; ik heb van dpgd, van reine achting en liefde, van toekom- ftig huisfelijk geluk gedweept.... Ik, arme mis- leide! hoe bedrogen kom ik uit! Ach,-ware mijn ontwaken uit die geliefkoosde mijmering flechts niet zoo plotfeling, niet zoo onzacht geweest !.. , *. Wat lees ik daar? moogt gij veelligt vragen. Ach, lieve vriendin! verfchoon mij zoo ik dikwerf onzin fchreef, het is mij foms, alsof al mijne denk- beelden zich verwarren. O! ik wensch thans me- nigmaal, dat mijn hart met eene ijskorst omzet en ik minder aandonlijk ware, dan zoude ik het lij- den dat mij treft, minder diep gevoelen. Doch , ik zoude u...”
7

“...DE NEEF VAN CURASAO. a4$ om mij weder tt mij zelve te brengen. Ik barstte in tranen los; dit gaf mij een weinig lucht; en nu moest ik het hartelijke Chrisje deelgenoote van mijn vertrouwen maken; ik verhaalde haar, zoo goed ik kon, wat mij overgekomen was. Maar, zult gij hier vragen, lieve Ket- JE n heeft de ontfleltenis uw gehoor ook mis- leid? Is het waarlijk Burnagel geweest? Qf ,, indien eens degene, die zich bij Palonnier be- vond, even als hij, Burnagel heette?...,. Nu! zoo hoor dan, geliefde vrindin! en weet gij daarna nog een middel tot redding van zijne on- fchuld... o! zoo deel het mij mede en breng mij tot het geloof aan zijne trouw- en braafheid te- rug! --- Doch, wat zeg ik? Ik hoorde toch niet Hechts zijne Hem, en het noemen van zijnen naam; maar ook zag ik hem.. Laat ik voortgaan! Het leed weinige oogenblikken, toen wij de ka- merdeur bij Mevrouw Palonnier hoorden open- gaan; de Hem der jonge onbekende liet zich onder- fcheidenlijk hooren; zij fcheen iemand uitgeleide...”
8

“...erkentelijk jegens mij gedroeg. Ook nu, gelijk ik u zal doen hooren verloochende hij zijn gevoel van dankbaar* heid niet. Boone begon al dadelijk van ons afgebroken ge- fprek van den vorigen dag op te halen. Wel- nu> Renberg! fprak hij: zijt gij niet regt nieuwsgierig omtrent HenriStta Dalman van wie wij gisteren fpraken, iets meer te verne- men? ,, In welke hoedanigheid is zij hier woonachtig ?* vroeg ik, om mijne belangftelling niet te verraden, een zeer onverfchilligen toon aannemende: ,, Mis* fchien reeds gehuwd of.... . w Eene fraaije grap! ha! ha! gehuwd zegtgij?____ . Doch zeg eens Renbekg! hebt gij niet, voor- heen, een kleinen liefdesroman met dat meisje gefpeeld ? Ja, ja, ik herinner mij zoo iets'.... Maar gij zoudt'mij zggen, waar.... ' ' Waar ziJ uithangt, meent gij? Op mijne eer! dat raadt gij nooit. Het vrome kind is bij eene allerlieffte tante verzeild geraakt. Verd.... * wie had het van het dochtertje van onzen Domi- n kunnen droomen! Zoudt gij wel gelooven ,...”
9

“...anderhalf jaar bij eene behuwd tante te Deventer in huis geweest, die haar, na den dood van hare ouders, onder al- lerlei fchoone beloften zoo lang had aangezocht, tot zij eindelijk te Deventer was gekomen. Bij de- ze tante, eene fchraapzuchtige en boosaardige vrouw, naar ik uit Jufvrouw Dalmans Verhaal kon opmaken, had zij "het boven alle befchrijving el- lendig gehad; had er honger, dorst en.koude ge- leden; en bij het bittere genot van genadebrood nog den grievendften fmaad moeten verduren; de mis- handelingen waren eindelijk zoo hooggaande gewor- den, dat zij dezelve niet langer had kunnen weder- ftaan, maar gedwongen was geweest eene uitkomst te zoeken. Er was haar door eene vriendin eene toevlugt bij de dochter van den Heer Verschuil te Amflrdam bezorgd, te wiens huize zij bij voor- raad haar verblijf zoude houden tot dat zij eene aan- nemelijke gelegenheid gevonden had om als kame- nier of gezelfchapsjuffer te gaan wonen. Onder liet genoegelijkst onderhoud, en terwijl ik...”
10

“...27 DE NEEF VAN CURASAO. vragend aankeek, diĀ£ mij wederkeerig met eenge verwondering aan zag, Neen, om UEd, te dienen! Die Heer is ven buisd, antwoordde de kruijer. Verhuisd ?.,. Waarheen dan ? Ja! naar Denemarken of dat oord uit, - j) Doch UEd. kunt niet veiliger doen, dan bij de lui, die er nu wonen ns naar te vragen; mogelijk kunnen zij het UEd. wel onderrigten. Wel bedankt, vriendje! De man heeft het voorzeker mis, fprak Juf* vrouw Dalman tot mij: want, verbeeld u Mijnheer Burnagel ik heb in de verledene j, maand April eenen brief van de jonge Jufvrouw Verschuil gehad, waarin zij fchreef, dat zij mij tegen dezen tijd verwachtte; derhalve zou zij mij toch wel nader gefchreven hebben, in* dien hare ouders verhuisd waren ?.., Dat dunkt mij ook, zeide ik, vooronderftel* lende dat de kruijer had misgetast. Wij traden den floep van het aangewezene huis Op; ik fchelde aan. ,, Woont hier de Heer Ver- schuil vrijfter ? vroeg ik aan het dienstmeis* je, dat de deur opende, UEd...”
11

“...dezelve ge- durende deri tijd van haar kortflondig verblijf alhier hebben opgedaan; Hoe gaarne wenschte ik haar weder te vinden, n de zaak in derzever ware daglicht te (lellen: want, Maurits niets treft ge- voeliger,- dan zich op deze wijze miskend te zien.' Dan, dit-is het niet alles! Hoor verder! Ook mijne Wilhelmina is geheel van gedrag jegens mij Veranderd; Wat daarvan de oorzaak is, weet ik niet. Zoude zij Van mijne Ontmoeting met Jufvrouw Dalman iets vernomen hebben? zou de listige Palonnier mis(chien . Maar daarvoor zal deze zich wel gewacht hebben. Ik moet derhaive vermoeden, dat er gedurend mijne afwe- zigheid Van hier, terwijl ik mij op reis naarNoord- hoorn heb bevonden, iets voorgevallen is, dat tot deze omkeering heeft aanleiding; gegeven; maar' wat dan ? Ik verklaar, het niet te weten, wat Zeg ik!.;. nit eenmaal te kunnen gisfn. Hoe dit zij Wilhelmina is in d verledene week naar ^ en...”