Your search within this document for 'mes' resulted in one matching pages.
1

“...afkomen!- Zoo duurde dit ftichtelijke gefprek al voort, vervolgde Prouwelman. Ik had alles afge- luisterd en beiloot er mijne maatregelen naar te ,, nemen. En hoe liep het verder af? vroeg Kapitein van der Stap, terwijl de verteller hier een wei-, nig poosde. Het werd des anderendaags middags? voer Prouwelman voort. ,, Het eten werd opge- ,, dragen. Wij zetteden ons aan tafeT. De osfe- rib ftond op fchotel. Neef Ha al wijk ving aan, het vleesch voor te fnijden; doch telkens ,, (tuitte het mes. ,, Dat is een droevig werk! zeide de ,, vent, zijn hoofd fchuddende. Wat is een drevig werk ? vroeg zijne lieve wederhelft. Wel! gaf hij tot antwoord, een zoo eer- ,, lijk gezigt trekkende, als meenda hij het wer- kelijk, dat de mesfen nooit geflepen zijn. Het is niet mogelijk er mede doorheen te komen. Ei wat! zouden de mesfen niet geflepen ,, zijn; dat werd zoo even nog gedaan. Dan is uw vleesch niet gaar, hernam hij...”