1 |
 |
“...ondingen elders in omgang, partij
getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta-
fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe
te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om
zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland
in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas
te brengen.
Wat de aanleg dezer vertelling aangaat,
wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd;
men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak
der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en
paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge-
arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van
enig ligt latwerk daar te neder jlaat, waarin
men foms het felle fieken der zon ontwijkt, of
zich ,...”
|
|
2 |
 |
“...bezeten mensch te
tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een
helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge-
jank en gebrul?
Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft
te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En
mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat
daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit.
Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er
een woord van begrijp.
Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met
het treurfpel niet veel op te hebben.
Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko-
men. Spelen, ze daar boven dan komdie?
UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer
Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel.
Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder-
banden, dat zij, woensdag over veertien dagen,
denken te geven. Overmbrgen moeten zij het
ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt,
om de vertooning bij te wonen, dan gelieft UEd.
maar te fpreken, en er zijn altijd lootjes te uwer
befchikking.
Neen, baas! zij moeten mij met geene treu-
righeid aan boord komen: ik geef...”
|
|
3 |
 |
“...4
DE NEEP VAN CURASAO.
een vrolijk Pukje zijn, feldrement! waarbij men
zijn hart eens kan ophalen met lagchen: weet
gij, baas, zoo als ze in onze jeugd fpeelden,
Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van
Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle-
naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke
grappige Pukken; die deden een mensch den le-
ver nog eens fchudden.
f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor-
gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit
zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn:
want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en
blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be-
fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst.
Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar,
kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er
gulweg gebruik van maken.
UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien-
den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we-
ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb-
ben.
Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4.
Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat...”
|
|
4 |
 |
“...6
DE NEEF VAN CURASAO.
haas. Voor hetgeen er overfchiet mogen ze een
borrel drinken.
Met uw verlof! UEd. gelieft te begrijpen,
it het zijn fatfoenlijke lieden, wien men zoo iets
niet wel zou durven aanbieden....
,, Nu! mijnentwege mogen uwe knechts op den
,, winkel er eenen mondvol voor nemen!
,, Als UEd. het dan zoo verkiest, zal ik maar
i, zoo vrij zijn, om het op te ftrijkn.
,, Maar, drommels! baas, eer ik dit vergeet 3
waar moeten wij nu morgen avond zijn? op het
Leidfche plein?
Lieve Hemel! die van het Leidfche plein is
er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de
Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis
het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein
jodenkind iemand op den weg.
,, Splt w zoon morgen avond ook mede?
Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het
blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj
en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg-
gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef
plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij
beftaat mij te...”
|
|
5 |
 |
“...8 DE NEEF VAN CURACAO.
i, een handwerk op te leiden. Ok heeft hij im-
s> mets al verfcheidene bedrijven bij de hand gehad,
s Maar, ja wel! het eene wilde zoo min opnemen
it als het andere; geen van zijne meesters kon met
hem uit den weg; alle verklaarden uit net
*> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep-
fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel*
> men wist niet welk chenie er in den jongen fiak;
zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim
s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot
t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la-
t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een
,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt*
s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken.
, Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel
it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet
te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ?
* Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge-
heelen dag uit, baas?
Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd.
,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb-
ben;...”
|
|
6 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. 9
ty Sakkerloot! baas, wat moet er van zulk een
liederlijken knaap eindelijk worden ?
Ha! ha! UEd. maakt het waarlijk wat erg.
Doch ik bemerk wel, UEd. begrijpt dit alles
zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor
onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra-
gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden
komen altijd, aan den man.
Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik
dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe
gij met uwen jongen leven moet. Neen, man!
al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik
toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan
hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien
wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten
goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw
nit....
Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer
kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met
die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-.
ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar
daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in
de apotheek, dat noemt zich...”
|
|
7 |
 |
“...kamer gezeten, het
gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der
Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk
had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart
wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed.
is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een
individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert
verftand te hebben; maar hij taleert geen grein
ducatle, de man heeft geeri manire de yivre.
4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte,
j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men-
,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een
man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha
t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa-
renieerd te zijn; het is toch al fpoedig: Ehlest
ce Monsieur vtre pre, Mademoiselle
,, Dat is het, wat ook mij dikwijls embarras-
seert. Heet dat zich maintineren / welk eene
,, contenance! Ik heb mij het hart vast gehouden,
zoo bevreesd was ik, dat er een fatfoenlijk be-
kende op inkwame. Oh- ciel!1.... verbeeld us
,, J'Upperfus un uniforme: deze nadert...”
|
|
8 |
 |
“...is DE NEEF VAN CURASAO.
j, r.en wereldtoon. Was dit eene conversatie met
,, dien varensknaap! Zulk eenen vent van alles ex-
plicatie te geven! zich door zulk een tre aller-
lei ionises te laten zeggenDie vlegel!
met zijn baas! 'baas
,, De karei zou een opulent fortuin bezitten,
,, a cc que Pon dit
- J'cn ai oui dire, Puissant richc en weduwe^
naaf....
Comment P Ne pas mari?
En naar men verzekert, opzettelijk gerepa-
trierd om..., raad eens, Juliette! pour
sc choisir une femme hollandaise /
Fi done hollandaise
99
Aan wie ook anders dit grotesk figuur zoude
, gevallen! Oh del! ce monstre mar in!
Eh hien, ma steur! eh bien! Je Favoue,
cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux,
traitables....
Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la
bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in
, den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te
zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$
geheel en dsordre,
Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant
ftaat?
Het kleedt u wel. Doch gij betaalt...”
|
|
9 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. 13
gefield: ik zag zeventig gulden op de rekening
,, ftaan.
Gij droomt! Hare winkeldochter raadde het
dubbeld van den prijs; hoewel.... Maar,...
mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje
reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven
, ure! Het is toch heden avond geen. th dan-
,y sant?"
Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal
op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste-
ren avond werd het half negen ure, wij waren
de laatften in het casino.
Het brommertje! Kinderen! daar is het brom-
, mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit
de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !...
Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa-
tanfche jongens nu weder! Er is er niet n
aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------
Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar
is het brommertje! maak het portier eens open!
de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!.....
Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het
,, gehoord? ....
Nous voila! mon papa! nous voilh! zei-...”
|
|
10 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO.
15
,, Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat!
jongetje! gelastte de Heer Knuppelbusch den
voerman, die juist wilde afftijgen, en hevig in den
baard gromde, dat men hem zag, en toch in dit
weder zoo lang liet wachten.
,, Wat?... Naar den Franfchen Tuin, in de
Elandftraat?... Zijt gij niet wijs?? bulderde
eene ftentorftem den Heer Knuppelbusch van uit
het brommertje tegen; en te gelijk ftak iemand,
met eene vervaarlijk groote batterij-pruik op, het
hoofd buiten het portier, en vervolgde: Wij
,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat
,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la*
,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch,
Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier
open!
De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te*
rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb-
ben dat de levende Medusa heid van uit het
brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een
zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan
Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een
man, die ...”
|
|
11 |
 |
“...fprak de
Deer Baldriaan Sperwer te midden der plegti-
ge voorlezing van de akte van protest eensklaps
ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal
vrij grimmig naar boven had gekeken; dan
zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet,
j, om den draak met mij te laten ftekeii.
Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie
zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen,
Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van
fchrik en bevreemding
9
9)
99
59
99
99
99
99
99
Wel! hoor maar eens dddr boven! Men
moet niet denken, dat men een kwaden jon*
gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief
kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau*
wen?
Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,*
j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig
doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel -
Hoor maar! nog houden zij immers niet op!
Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen-
lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim,
die. die..
Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering!
een guit, een brooddronken vlegels een.,
Mijn waarde Heer Sperwer ik...”
|
|
12 |
 |
“...So DE NEEF VAN CURASAO.
zijn ? hernam de Heer Knuppelbusch met
bevreemding, en voegde er in nen adem bij:
Het doet mij plezier dat UEd. thans mijnen
,, zoon Jojakim gefustififigiceerd ziet; doof zulk
een misverftand zoude men iemand allerlei gek-
heden kunnen aantijgen!
Ha, ha! dan is dat uw zoon, die bij mijnen
,, ambtgenoot Twijnmolen als klerk op het kan
,, toor geweest is?.... Ja, ja! nu her-
,, inner ik mij, wel meer van hem gehoord te
,, hebben: hij was meen ik toenmaals, lid
,, van een liefhebberij tooneel, hetwelk daar er-
gens in de Vinkenbuurt moet te huis behoo-
ren#
Juist! om UEd. te dienen. Maar tegen-
,, woordig ig hij al zoo veel weet Ed. ?
als de opperfte van het gezelfchap, en hij zal
, het nog wel verder brengen. Tusfchen ons, in
,, vertrouwen gezegd! ~~ de groote fchouwburg
moet er onder, als mijn zoon zich denzelvenniet
aantrekt: daar loopt het hard naar toe. Doch
, onze Jojakim heeft gezworen, dat hij geenen
, voet op het ftadstooneel zet, of zij moeten...”
|
|
13 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO,
s
voor te lezen, Doch* roep uwen zn toe,
,, dat hij een oogenblik ophoude! want zal ik be*
ginnen te lezen, dan dient men mij te kunnen
verdaan s dit is ingevolge de wet.
Jojakim riep de Heer Knuppelbusch naar
boven. Wees daar toch een weinig ftil, jonge-*
,, lief { Hier wordt iets voorgelezen i
,, Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken,
,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken!
bekwam men, van boven, tot antwoord,
,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, *
,, Wie van ons tween zal hier zwijgen
,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest-
,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te
hoog om er hem zoo op eenmaal te doen
, uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens
naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne
,, Heeren
Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo*
ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot
?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en
nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter
tijd de lang verwachte...”
|
|
14 |
 |
“...groot eind wegs verder, naar den kant der
Osjesfluis, waar de ftraat eenen bogt neemt, met
den ganfehen toeftel omgeflagen en in eenen aard-
appelenkelder aan wal gekomen. Hier zaten de
bewoners vertrouwelijk onder hun zevenuurtje. Wie
is er alle dagen paarden op de koffij wachtende J
de arme menfchen werden als dooden, toen zij den
klepper naar beneden zagen komen; en hieven een
vervaarlijk moordgetier aan. In een oogenblik waren
er honderden voorbijgangers omheen verzameld. Met
mannenkracht teeg men aan het werk, om ruintje, '
door
I...”
|
|
15 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. 25
door middel van hijsehtouw en blok, van uit d
diepte te verlosfen, en den overigen toeftel, zoo
goed en kwaad men vermogt, weder op de been
te helpen. Eerst echter had men de Jufvrou-
wen Knuppelbusch met kunst en vliegwerk, uit
het brommertje gehaald, en van fchrik bezweken,
in het naaste wijnhuis gebragt: waar haar Edelens,
door een vijftigtal menfchenvrienden, met jenever
en ftroop tot zich zelven werde gebragt en aan
de maatfchappij teruggegeven.
Oh ciel!.... ma pauvrf garniture!,'' -
Dit waren de eerfte, fmartelijke woorden, met
welke Jufvrouw Hortense, een diepen zucht {la-
kende en de oogen wild in het rond flaande, van
uit hare bezwijming herkwam.
,, C est tout chiffonnt, gdt, derang!...
liet hare zuster, die ook zoo even in dit onder-
maanfche leven was teruggekeerd, na eene benaauw-
de ademhaling, tot antwoord hooren.
Zij leven beide nog als alen! fprak een
koopman in paling en zoutevisch, die menschlie-
vend eene behulpzame hand had geboden, om de...”
|
|
16 |
 |
“...nageflacht fchijnt doorgedrongen,
aller brein verhit, aller gemoederen heeft inge-
nomen! Hebben wij, in onze jeugd, ooit van
- brommertjes geweten! die naam was een
bastaardnaam in Amji&rdam, In een ftil en
nederig lleedje gezeten, lieten onze brave vade-
ren zich vreedzaam voortfjollen. Wat gmg dat
, ftatig, plegtig, eerbiedig langzaam! zonder
weidfche pracht of praalvcrtooning! zonder luid-
J ruchtig gerommel of opzienbarend gedruisch! ge-
heel iii den ftemmigen, bezadigden, hedachtza-
men...”
|
|
17 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. *7
men geest dier heerlijke tijden I Maar ziet,
lieve menfehen! daar komt n nieuwigheidzoe-
ker met zulk een pothuis op rollen door Am fiets
ftraten, en dadelijk volgt eene wufte menigte
zijn ligtzinnig voorbeeld na! Een nieuwtje!
,, roepen aanftonds duizend ftemmen. En duizend
ftemmen antwoorden: ja, ook al een zegenrijk
gevolg der doorbrekende verlichting in alle vak-
t, ken van kunst en wetenfehap, deze uitvin-
ding!.,., Ja wel! lieve vrienden, dat nie-
mand u wegflepe! Voorloopers van den anti-
,, christ, die in ons midden opgroeit, deze
wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog-
,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim-
,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje
9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft,
en ook dezen weldra op hoogere wielen zal
zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den
lande, die, met de onzalige zucht tot navolging
niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach-
ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor...”
|
|
18 |
 |
“...algemeen is geworden. Wie
,, opgang wil maken, maar het klimmen fchuwt
uit hoofde het kruipen hem gemakkelijker valt,
*/oo gelijk de kwakzalvers en kome in een afgc-
,, fletcn pakje, */ dat uitjleekt, £ /
menigte gelijkt den boeren : zij hecht aan al wat
,, kakelbont isy al was het overigens zoo oud als
,, de weg naar Rome. Verklaren wij ons der*
,, halve tot voorjlanders van een ander nieuw t
dat zegt van het oude! verwijderen wij ons
,, van den weg, die thans jan alleman bewan-
,, delt! Men zal onze ftoutheid bewonderen. Zcld-
zamen, die wij zijn, zullen we, o/ oze zo-
,, derlinghcidy aan floot lijden. Maar tien tegen
int zoo wij niet, op onze beurt, oz* navol-
,, gorr hebben. ..
,, Dat is toch eene vrij duistere taal! Dus-
viel de Heer Knuppelbusch die met wijsgeerige
fcherpzinnigheid .had toegeluisterd, den Notaris in
de rede.
,, Begint gij ook al voor duisterlingen te fchel*
,, den ? hernam de Heer Sperwer in edelo
drift ontdoken, op een vergramden toon. ,, Dat
is thans aan...”
|
|
19 |
 |
“...koopman in katoenen en neteldoek aan.
,, Een fpion!.. Een verkleed gens darme!..
,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat-
jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge-
had hadden, en wier oogen reeds gulzig op
s mans pruik te gast gingen.
Onder een daverend hoezee, nam de menigte den
Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden ,
en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant
rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws-
gierigen te lokken, die iemand op de handen kij-
ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel,
des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal-
verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te
doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In
een oogenblik vliegt alles uit! winkels, kelders,
koffijhuizen alles loopt uit! het ftroomt tnen-
fchen, die brandend nieuwsgierig, van alle zijden
komen toelchieten. Wat is dat! vraagt elk.
Eene vechtpartij! zegt de eene. Een dronken
vent! meent de andere. Een pot te verteren!
gelooft een derde. En duizenden helpen...”
|
|
20 |
 |
“...Teil
allen gelukke nadert er enige beweging van den
kant der Osjesfluis. Het zijn Mejfvfouwen H. en
S. Knuppelbusch die begeleid door eenen ftoef
jongens, van hare noodlottige reize naar den aard-
appelenkelder te huiswaarts keren; - De menigte
doet zich eens regt te goed! zij ziet den Oploop
haderen. Daar komt al wer wat aan! roept
men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen
avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr
partij* een paard in eeiien kelder, en waf
het mooist is! ~ eene redevoering in het open-
baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling
Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief
alle dagen voor; en aan een dergelijk pretje heeft
men zich het hart in lang niet mogen ophalen;
Maar!
*, Er zijn dinaafs bij I en heeren Vafl het Ge~
j, regt! laat eene ftem Zich hooren. *
Dat is dood jammer! zegt mett; *, Het ple-
j, zier bgon n eerst regt aan te komen! Hef
4, moest nog een weinig geduurd hebben!
Nu begint er lucht te komen. De opeengepakte
menigte verfpreidt zich...”
|
|