Your search within this document for 'men' resulted in 133 matching pages.
 
1

“...ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van enig ligt latwerk daar te neder jlaat, waarin men foms het felle fieken der zon ontwijkt, of zich ,...”
2

“...bezeten mensch te tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge- jank en gebrul? Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit. Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er een woord van begrijp. Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met het treurfpel niet veel op te hebben. Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko- men. Spelen, ze daar boven dan komdie? UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt, om de vertooning bij te wonen, dan gelieft UEd. maar te fpreken, en er zijn altijd lootjes te uwer befchikking. Neen, baas! zij moeten mij met geene treu- righeid aan boord komen: ik geef...”
3

“...4 DE NEEP VAN CURASAO. een vrolijk Pukje zijn, feldrement! waarbij men zijn hart eens kan ophalen met lagchen: weet gij, baas, zoo als ze in onze jeugd fpeelden, Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle- naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke grappige Pukken; die deden een mensch den le- ver nog eens fchudden. f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor- gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn: want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be- fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst. Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar, kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er gulweg gebruik van maken. UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien- den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat...”
4

“...6 DE NEEF VAN CURASAO. haas. Voor hetgeen er overfchiet mogen ze een borrel drinken. Met uw verlof! UEd. gelieft te begrijpen, it het zijn fatfoenlijke lieden, wien men zoo iets niet wel zou durven aanbieden.... ,, Nu! mijnentwege mogen uwe knechts op den ,, winkel er eenen mondvol voor nemen! ,, Als UEd. het dan zoo verkiest, zal ik maar i, zoo vrij zijn, om het op te ftrijkn. ,, Maar, drommels! baas, eer ik dit vergeet 3 waar moeten wij nu morgen avond zijn? op het Leidfche plein? Lieve Hemel! die van het Leidfche plein is er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te...”
5

“...8 DE NEEF VAN CURACAO. i, een handwerk op te leiden. Ok heeft hij im- s> mets al verfcheidene bedrijven bij de hand gehad, s Maar, ja wel! het eene wilde zoo min opnemen it als het andere; geen van zijne meesters kon met hem uit den weg; alle verklaarden uit net *> mond, dat zij nooit zulk een wispelturig fchep- fel hadden aangetroffen. Dat geloof ik wel* > men wist niet welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben;...”
6

“...DE NEEF VAN CURASAO. 9 ty Sakkerloot! baas, wat moet er van zulk een liederlijken knaap eindelijk worden ? Ha! ha! UEd. maakt het waarlijk wat erg. Doch ik bemerk wel, UEd. begrijpt dit alles zoo niet. Nu! dat is tot daaraan toe. Maar voor onzen Jojakim behoeven wij geene zorg te dra- gen. Men mag zeggen wat men wil, verdienden komen altijd, aan den man. Och, mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich...”
7

“...kamer gezeten, het gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed. is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn; het is toch al fpoedig: Ehlest ce Monsieur vtre pre, Mademoiselle ,, Dat is het, wat ook mij dikwijls embarras- seert. Heet dat zich maintineren / welk eene ,, contenance! Ik heb mij het hart vast gehouden, zoo bevreesd was ik, dat er een fatfoenlijk be- kende op inkwame. Oh- ciel!1.... verbeeld us ,, J'Upperfus un uniforme: deze nadert...”
8

“...is DE NEEF VAN CURASAO. j, r.en wereldtoon. Was dit eene conversatie met ,, dien varensknaap! Zulk eenen vent van alles ex- plicatie te geven! zich door zulk een tre aller- lei ionises te laten zeggenDie vlegel! met zijn baas! 'baas ,, De karei zou een opulent fortuin bezitten, ,, a cc que Pon dit - J'cn ai oui dire, Puissant richc en weduwe^ naaf.... Comment P Ne pas mari? En naar men verzekert, opzettelijk gerepa- trierd om..., raad eens, Juliette! pour sc choisir une femme hollandaise / Fi done hollandaise 99 Aan wie ook anders dit grotesk figuur zoude , gevallen! Oh del! ce monstre mar in! Eh hien, ma steur! eh bien! Je Favoue, cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux, traitables.... Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in , den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$ geheel en dsordre, Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant ftaat? Het kleedt u wel. Doch gij betaalt...”
9

“...DE NEEF VAN CURASAO. 13 gefield: ik zag zeventig gulden op de rekening ,, ftaan. Gij droomt! Hare winkeldochter raadde het dubbeld van den prijs; hoewel.... Maar,... mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven , ure! Het is toch heden avond geen. th dan- ,y sant?" Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste- ren avond werd het half negen ure, wij waren de laatften in het casino. Het brommertje! Kinderen! daar is het brom- , mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei-...”
10

“...DE NEEF VAN CURASAO. 15 ,, Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat! jongetje! gelastte de Heer Knuppelbusch den voerman, die juist wilde afftijgen, en hevig in den baard gromde, dat men hem zag, en toch in dit weder zoo lang liet wachten. ,, Wat?... Naar den Franfchen Tuin, in de Elandftraat?... Zijt gij niet wijs?? bulderde eene ftentorftem den Heer Knuppelbusch van uit het brommertje tegen; en te gelijk ftak iemand, met eene vervaarlijk groote batterij-pruik op, het hoofd buiten het portier, en vervolgde: Wij ,, moeten wel degelijk hier, in. de Kalverftraat ,, zijn; zegge, bij den meester kleermaker en la* ,. kenwinkeljer Christophorus Knuppelbusch, Maak ons toch, in s Hemels naam, het portier open! De Heer Knuppelbusch beefde van fchrik te* rug. Wie het niet beter wist, zou gezworen heb- ben dat de levende Medusa heid van uit het brommertje had toegegrijnsd. Het was nogtans een zijner oude bekenden, de notaris Baldriaan Sperwer, door twee getuigen bijgeftaan, een man, die ...”
11

“...fprak de Deer Baldriaan Sperwer te midden der plegti- ge voorlezing van de akte van protest eensklaps ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal vrij grimmig naar boven had gekeken; dan zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet, j, om den draak met mij te laten ftekeii. Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen, Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van fchrik en bevreemding 9 9) 99 59 99 99 99 99 99 Wel! hoor maar eens dddr boven! Men moet niet denken, dat men een kwaden jon* gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau* wen? Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,* j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel - Hoor maar! nog houden zij immers niet op! Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen- lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim, die. die.. Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering! een guit, een brooddronken vlegels een., Mijn waarde Heer Sperwer ik...”
12

“...So DE NEEF VAN CURASAO. zijn ? hernam de Heer Knuppelbusch met bevreemding, en voegde er in nen adem bij: Het doet mij plezier dat UEd. thans mijnen ,, zoon Jojakim gefustififigiceerd ziet; doof zulk een misverftand zoude men iemand allerlei gek- heden kunnen aantijgen! Ha, ha! dan is dat uw zoon, die bij mijnen ,, ambtgenoot Twijnmolen als klerk op het kan ,, toor geweest is?.... Ja, ja! nu her- ,, inner ik mij, wel meer van hem gehoord te ,, hebben: hij was meen ik toenmaals, lid ,, van een liefhebberij tooneel, hetwelk daar er- gens in de Vinkenbuurt moet te huis behoo- ren# Juist! om UEd. te dienen. Maar tegen- ,, woordig ig hij al zoo veel weet Ed. ? als de opperfte van het gezelfchap, en hij zal , het nog wel verder brengen. Tusfchen ons, in ,, vertrouwen gezegd! ~~ de groote fchouwburg moet er onder, als mijn zoon zich denzelvenniet aantrekt: daar loopt het hard naar toe. Doch , onze Jojakim heeft gezworen, dat hij geenen , voet op het ftadstooneel zet, of zij moeten...”
13

“...DE NEEF VAN CURASAO, s voor te lezen, Doch* roep uwen zn toe, ,, dat hij een oogenblik ophoude! want zal ik be* ginnen te lezen, dan dient men mij te kunnen verdaan s dit is ingevolge de wet. Jojakim riep de Heer Knuppelbusch naar boven. Wees daar toch een weinig ftil, jonge-* ,, lief { Hier wordt iets voorgelezen i ,, Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken, ,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken! bekwam men, van boven, tot antwoord, ,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, * ,, Wie van ons tween zal hier zwijgen ,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest- ,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te hoog om er hem zoo op eenmaal te doen , uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne ,, Heeren Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo* ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot ?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter tijd de lang verwachte...”
14

“...groot eind wegs verder, naar den kant der Osjesfluis, waar de ftraat eenen bogt neemt, met den ganfehen toeftel omgeflagen en in eenen aard- appelenkelder aan wal gekomen. Hier zaten de bewoners vertrouwelijk onder hun zevenuurtje. Wie is er alle dagen paarden op de koffij wachtende J de arme menfchen werden als dooden, toen zij den klepper naar beneden zagen komen; en hieven een vervaarlijk moordgetier aan. In een oogenblik waren er honderden voorbijgangers omheen verzameld. Met mannenkracht teeg men aan het werk, om ruintje, ' door I...”
15

“...DE NEEF VAN CURASAO. 25 door middel van hijsehtouw en blok, van uit d diepte te verlosfen, en den overigen toeftel, zoo goed en kwaad men vermogt, weder op de been te helpen. Eerst echter had men de Jufvrou- wen Knuppelbusch met kunst en vliegwerk, uit het brommertje gehaald, en van fchrik bezweken, in het naaste wijnhuis gebragt: waar haar Edelens, door een vijftigtal menfchenvrienden, met jenever en ftroop tot zich zelven werde gebragt en aan de maatfchappij teruggegeven. Oh ciel!.... ma pauvrf garniture!,'' - Dit waren de eerfte, fmartelijke woorden, met welke Jufvrouw Hortense, een diepen zucht {la- kende en de oogen wild in het rond flaande, van uit hare bezwijming herkwam. ,, C est tout chiffonnt, gdt, derang!... liet hare zuster, die ook zoo even in dit onder- maanfche leven was teruggekeerd, na eene benaauw- de ademhaling, tot antwoord hooren. Zij leven beide nog als alen! fprak een koopman in paling en zoutevisch, die menschlie- vend eene behulpzame hand had geboden, om de...”
16

“...nageflacht fchijnt doorgedrongen, aller brein verhit, aller gemoederen heeft inge- nomen! Hebben wij, in onze jeugd, ooit van - brommertjes geweten! die naam was een bastaardnaam in Amji&rdam, In een ftil en nederig lleedje gezeten, lieten onze brave vade- ren zich vreedzaam voortfjollen. Wat gmg dat , ftatig, plegtig, eerbiedig langzaam! zonder weidfche pracht of praalvcrtooning! zonder luid- J ruchtig gerommel of opzienbarend gedruisch! ge- heel iii den ftemmigen, bezadigden, hedachtza- men...”
17

“...DE NEEF VAN CURASAO. *7 men geest dier heerlijke tijden I Maar ziet, lieve menfehen! daar komt n nieuwigheidzoe- ker met zulk een pothuis op rollen door Am fiets ftraten, en dadelijk volgt eene wufte menigte zijn ligtzinnig voorbeeld na! Een nieuwtje! ,, roepen aanftonds duizend ftemmen. En duizend ftemmen antwoorden: ja, ook al een zegenrijk gevolg der doorbrekende verlichting in alle vak- t, ken van kunst en wetenfehap, deze uitvin- ding!.,., Ja wel! lieve vrienden, dat nie- mand u wegflepe! Voorloopers van den anti- ,, christ, die in ons midden opgroeit, deze wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog- ,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim- ,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje 9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft, en ook dezen weldra op hoogere wielen zal zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den lande, die, met de onzalige zucht tot navolging niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach- ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor...”
18

“...algemeen is geworden. Wie ,, opgang wil maken, maar het klimmen fchuwt uit hoofde het kruipen hem gemakkelijker valt, */oo gelijk de kwakzalvers en kome in een afgc- ,, fletcn pakje, */ dat uitjleekt, £ / menigte gelijkt den boeren : zij hecht aan al wat ,, kakelbont isy al was het overigens zoo oud als ,, de weg naar Rome. Verklaren wij ons der* ,, halve tot voorjlanders van een ander nieuw t dat zegt van het oude! verwijderen wij ons ,, van den weg, die thans jan alleman bewan- ,, delt! Men zal onze ftoutheid bewonderen. Zcld- zamen, die wij zijn, zullen we, o/ oze zo- ,, derlinghcidy aan floot lijden. Maar tien tegen int zoo wij niet, op onze beurt, oz* navol- ,, gorr hebben. .. ,, Dat is toch eene vrij duistere taal! Dus- viel de Heer Knuppelbusch die met wijsgeerige fcherpzinnigheid .had toegeluisterd, den Notaris in de rede. ,, Begint gij ook al voor duisterlingen te fchel* ,, den ? hernam de Heer Sperwer in edelo drift ontdoken, op een vergramden toon. ,, Dat is thans aan...”
19

“...koopman in katoenen en neteldoek aan. ,, Een fpion!.. Een verkleed gens darme!.. ,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat- jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge- had hadden, en wier oogen reeds gulzig op s mans pruik te gast gingen. Onder een daverend hoezee, nam de menigte den Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden , en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws- gierigen te lokken, die iemand op de handen kij- ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel, des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal- verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In een oogenblik vliegt alles uit! winkels, kelders, koffijhuizen alles loopt uit! het ftroomt tnen- fchen, die brandend nieuwsgierig, van alle zijden komen toelchieten. Wat is dat! vraagt elk. Eene vechtpartij! zegt de eene. Een dronken vent! meent de andere. Een pot te verteren! gelooft een derde. En duizenden helpen...”
20

“...Teil allen gelukke nadert er enige beweging van den kant der Osjesfluis. Het zijn Mejfvfouwen H. en S. Knuppelbusch die begeleid door eenen ftoef jongens, van hare noodlottige reize naar den aard- appelenkelder te huiswaarts keren; - De menigte doet zich eens regt te goed! zij ziet den Oploop haderen. Daar komt al wer wat aan! roept men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr partij* een paard in eeiien kelder, en waf het mooist is! ~ eene redevoering in het open- baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief alle dagen voor; en aan een dergelijk pretje heeft men zich het hart in lang niet mogen ophalen; Maar! *, Er zijn dinaafs bij I en heeren Vafl het Ge~ j, regt! laat eene ftem Zich hooren. * Dat is dood jammer! zegt mett; *, Het ple- j, zier bgon n eerst regt aan te komen! Hef 4, moest nog een weinig geduurd hebben! Nu begint er lucht te komen. De opeengepakte menigte verfpreidt zich...”