Your search within this document for 'mei' resulted in eleven matching pages.
1

“...VOORBERIGT. zich, in een verloren oogenblik, ter nederzet, o/ fltf rooken. ' 3 . r-n.'n'jH':A' ut £ wensch overigens dat mijne Lezers zich met dit boekske mogen vermaken, en de lektuur er van hun ft rekke tot eene even aangename verpoozing, als mij de vervaardiging van hetzelve menig, an- ders verloren fnipperuurtje gezellig heeft doen flijten. J. B. Christemeijer. Utrecht, #4 November 182s. DE UITGEVER AAN DEN LEZER. Gaarne hadden wij, ingevolge het itizigt van den Schrij- ver dezes werks, hetzelve mei zijne luimige en tevens ern- ftige vertelling: Lodewijk Knop en zijne ontmoetin- gen, te vinden in euphonia 1821, verrijkt, indien deze zijn neef van Curasao niet zoo zeer, tot ons genoegen , v/as uitgeloopen, welk verhaal ons voldoende voorkwam om onzen land gemot en afzonderlijk aan te bieden zoo als wij doen bij dezen ; terwijl wij geenszins twijfelen dat in eenen volgenden bundel van den Heer Christemeijer, zijn Lodewijk Knop met graagte zal worden opgenomen en ontvangen. T. C van Resteren...”
2

“...drie weken te vertrekken: want gij moet we- ten, zij zijn van plan, nog eerst een uitfiapje naar het Stichtfche te doen Zeist, Soestdijk en die omftreken te bezoeken; terwijl mijn va- der en ik dan met hen zullen gaan. Wij raken hen dus niet kwijt, dan met de helft van Mei. Hoe gaarne ik nu Jufvrouw Jetje eerder verwach- ten zou, want ik zou aan haar gczclfchap voor- zeker meer hebben, dan aan dat van mijne bejaar- de nichten en Roelof Turkenschrik ; zoo is het echter niet wel mogelijk haar Ed. voor den twintigften van Mei hier te ontvangen. Ik heb het daarom met mijne moeder zoo beraamd, dat wij Jetje na dien tijd verwachten zullen. Laat het derhalve tusfehen ons bepaald blijven, dat zij in de week na den aoften Mei overkomt. Aangenaam zal het mij zijn, dat zij. mij vooraf door een lettertje gelieft te laten weten hoe zij de reis zal aan-...”
3

“...gezellig bijzijn, en een goede vriend of eene goede vriendin komt ons nimmer ongelegen; uit dien hoofde bevinden wij ons zelden zonder gasten en het is ons een vermaak, nu en dan iemand onzer beken- den te ontvangen. UEd. zult ons derhalve harte- lijk welkom zijn. Ten overvloede herhaal ik nog eens onze welge- meende uitnoodiging, en hoop nu flechts dat UEd. zich daarover niet lang moget beraden, maar ons onbefchroomd gelievet te melden, tegen wanneer wij, na den voorgeftelden tijd na den soften Mei, het genoegen zullen hebben u te verwachten. Ik verlang bij voorraad hartelijk naar uwe komst, en ftel mij voor, dat wij regt genoegelijke dagen in elkanders bijzijn zullen flijten. Na mij wel nadrukkelijk in uwe geerde vriend- fchap bevolen, en u de hartelijke groetenis van mijne lieve ouders gemeld te hebben, teekene ik mij met bijzondere hoogachting Mejufvrouw en Vriendin! Uw Ed. Dienares en genegene Vriendin J. Verschuil. Hen-...”
4

“...ip8 DE NEEF VAN CURASAO. 1 Zij had u nog gedacht te fehrijven; maar de tijd heeft haar ontbroken. Zij laat u duizendwerf groe- ten en heeft mij beloofd, dat zij mij nog eens uit Duitschland zoude fehrijven, alvorens ik Deven- ter verlaat; daar ik, in gevolge uwe zoo vriende- lijke uitnoodiging, na den voorgeftelden 2often van Mei, tot u denk te komen. Den juisten dag van mijn yoorgenomen vertrek durf ik u echter niet wel bepalen, uit hoofde ik de gelegenheid om weg t komen, als ter vlugt zal moeten waarnemen, daar mijne tante, volgens den raad van ons Bet- je van alles onbewust moet blijven, aangeziea zij anders geene middelen ongebezigd zoude laten, om mij het vertrek uit haar huis ondoenlijk te ma- ken. Ziedaar, lieve vriendin! eene bekentenis, welke ik u niet verzwijgen mag. Bij mondelinge opheldering van een en ander zal u alles, wat tot mijn tegenwoordig lot betrekking heeft meer dui- delijk worden De tijd gebiedt mij intusfehen, wil ik niet door mijne tantp verrast worden, dezen...”
5

“...DE NEEF VAN CURASAO. 20.3. Jakoba Verschuil aan Henritta Dalman. Deze brief, aan Henrietta Dalman met den post verzonden, kwam haar niet ter hand, alzoo dezelve door hare tante niet aangeno- men., maar om de betaling van het brief- loon geweigerd' werd. Amjlerdam den +den Mei 18., Mejufvrouw en geachte Vriendin! Ik vat fchoorvoetend de pen op, daar ik mij in de onaangename verpligting zie gebragt, u te moe- ten melden, dat wij, tot ons leedwezen, het ge- noegen niet kunnen hebben u, volgens affpraak, te onzent te ontvangen. De reden van deze voor u en mij zoo onaangename teleurftelling is eene onverwachte, belangrijke verandering in de beroeps- zaken van mijnen vader, welke eene geheele om- wending in onze huisfelijke omftandigheden te wege brengt, en ons zelfs, tot mijne grievende fpijt, noodzaakt Amfterdam met der woon te verlaten, De...”
6

“...20S * DE NEEF VAN CURASAO. Frederik. Renber aan Maurits Alt. Utrecht, den 9den Junij x8.. Waarde Vriend! Gij zult wel verlangend zijn te vernemen, in hoe verre ik in mijne oogmerken gedaagd ben. Ik heb beloofd u te zullen fchrijven, zoodra mijne zaken zouden afgeloopen zijn. Thans een weinig tot rust gekomen zijnde, ga ik aan mijne belofte voldoen en zal u mijn wedervaren omftandig mede- deelen. Gij weet dan, dat ik den 24lten Mei van u uit Zevenaar vertrok. Nog dien eigen morgen had ik eene ontmoeting, die mij aangenaam verraste. Een eind wegs aan gindfchen kant, het dorp Wes- tervoort, kwam ik eene fourgon op zijde, waarin twee van mijne krijgsmakkers zaten, met welke ik uit Siberi gekomen was en die ik, drie dagen te voren, in Wezel had achtergelaten. Zij moes- ten de eene in Utrecht, de andere te Weesp zijn, alwaar hunne familin woonden. De overige van onze lotgenooten, die den togt met ons ge- blaakt...”
7

“...mij in mijne Siberifche gevangen- fchap tot troost en opbeuring had verftrekt en mijne hoop onder al de rampfpoedige gebeurtenis- fen van dien tijd, had levendig gehouden; en hoe vond ik haar weder!.,, ik hield mijn oog on- bewegelijk op haar gevestigd. Maurits !,.. zoo Verplet ftond ik voor de vijandelijke batterijen bij Polotzk, z6'6 voor de ingeftorte bruggen, die aan de Berezina alle onze hoop verwoesteden niet J Een wenk van Boone deed mij van mijne ver- flagenheid bekomen. Neem uw gemak, Mei- * JER z^e hij, mij bij mijn verdichten naam aanfprekende; ik viel werktuigelijk op den ftoel, dien" hij mij aanbood neder. Boone ving een praatje aan; Henrritta nam deel aan hetgelprek; ik hoorde hare ftem, dien aangenamen, wellui- denden toon, welke mij zoo bekend was; hoe vele herinneringen wekte den klank dier betooverende ftem, in mij op! medelijden met de gevallene ver- drong het gevoel van verontwaardiging i mijne ^ 3 borst;...”
8

“...a <53 DE NEEF VAN CURASAO. t$lijk is, als ik de achting ppregt noem met wel* ke ik ben en blijf, Uwen Vriend Mauritts Alt, P. S. Burnagel is Secon- dant in de kostfchool van den Heer van der Gaard op de Keizersgracht bij de Spie- gelftraat, Pe twee volgende brieven waren in den na$Sf* Voorgaanden ingeflotenN Hendrik Burnagel aan Maurits Alt. Amflerdam den aften Mei 1$, i Beminde Neef ( Den derden dag na uw vertrek uit Noordhoorn, ben ik het met den Heer Hamerveld en de ove- rige belanghebbenden in de zaken van onzen ooiji, over den verkoop der landhoeve en de afrekening van de paehtpenningen der verloopene jaren, ceps ge-...”
9

“...*94 DE NEEF VAN CURASAO. Aan Mejufvrouw Bart a van Punten. Twello den 22(ten Mei 18 * Mejufvrouw en Tante! Uwe 'telkens herhaalde kwade bejegeningen maakten mij, finds lang, het verblijf te uwent moede; doch thans begonnen uwe mishandelin- gen zoo verre te gaan, dat zij mij het leven dul- deloos zouden gemaakt hebben. Wat hebt gij mij niet al, in die anderhalf jaar dat ik bij u was, aangedaan! en hoe fchoon waren uwe be- y, loften, waarmede gij mij tot u wist te lokken! Het is den Hemel bekend, wat ik bij u heh uitgeftaan; ik heb, bij moeijelijken arbeid en geftadige infpanning, honger, dorst en koude bij u moeten lijden; zelfs de flaap werd mij door n u misgund en dikwerf ontnomen; doch het fmar- M telijkfte viel mij de verachtelijke wijze, waarop ik u gedurig van mijne lieve, overledene ouders hojorde fpreken. Waarlijk! het langer bij u uit te houden, ware mij onmogelijk geweest. Ik heb mij daarom verpligt gevonden, een beter heenkomen te zoeken; en ben daarin door...”
10

“... alsof hij aan Kaap Horn voor anker lag: ,, was er Predikant: dien zult gij,der- halve, voorzeker wel gekend hebben ? * Is het mogelijk!... gaat Renberg, gloei- jencje- van ongeduld, voort: Uwe nicht, zegt gij, Mijnheer? He! vindt gij dat zoo zonderling ? zegt Jan, op denzelfden koudbloedigen toon: Dan zal ik het u eens wat nader uitleggen. Wijlen mijne * Eva en de vrouw van Domin Dalman te Ber- tingen, lieve man! de goede zielen zijn *> thans, zoo wij hopen, al te zamen in den he- ft mei! waren volle nichten: want mijne vrouw heette Kruijtmaker van haar zelve, en de vrguw van Domin Dalman was eene geborene Jufvrouw Glinstra ; dus zusters en broeders ft' kinderen, of gij het vat ? ook-- Kapitein van dr Stap zou bedaardelijk voort- gegaan zijn, met den Heer Renberg, die als op gloeijende lava ftond, de geflachtsrekning zijner maagfchap op t helderen, indien niet Jufvrouw Gronne, het woord vattende, hem in de reden gevallen was, door te zeggen: Eilieve, Heer Kapitein! fta mij...”
11

“...DE NEEF VAN CURASAO. 333 Het verbaal dan, hetwelk zij thans uit de ge- fchiedenis der lotgevallen van Jufvrouw Dalman mededeelde, behelsde nagenoeg de volgende bijzon- derheden. Het was in den vroegen ochtend van den 22ften Mei geweest, dat Jufvrouw Dalman , Hechts van een pakje met het noodig lijflin- nen en hare tasch voorzien, bij het krieken van den morgen,, het huis hare? tante van Punten verlaten, en zich ingevolge affpraak, des avonds te voren met de huisbewaarfter van den Heer Hoog- brAnd gemaakt, op- weg naar, het nabij gelegen dorp Twello begeven had; alwaar een zwager van deze vrouw, op eene hofftede van den Heer Hoog- brand woonde die Jufvrouw' Dalman min of meer gekend had, als hebbende haar te voren wel eens in het gezelfchap van Jufvrouw Engener ontmoet. Zeer vroeg in den morgen Hond aan het huis van dezen landman gekomen zijnde., had zij aldaar eenen brief aan hare tante gelchrevn^ welke Kapitein van der Stap zich dadelijk her- innerde 'dat dezelfde was geweest, dien hij...”