Your search within this document for 'mea' resulted in one matching pages.
1

“...DE NEEF VAN CURASAO. *73 kon de loodkleur op het eerfte gezigt onderfchei- den; dus hervatte ik: Het is zoo! dit ftuk is it niet gangbaar. De drie overige Heeren ver- klaarden hetzelfde. Ik zeide zoo even, dat Jufvrouw Dalman mer- kelijk onthutst en verlegen werd; maar hare ont- hutstheid klom tot ontfleltenis, toen elk den rijks- daalder voor valsch verklaarde en er geen twijfel mea- overbleef. De Schipper hield nog zijne hand to ontvangst van het vrachtgeld op. De lieve Jufvrouw Dalman wist niet waarheen; haar angst klom zigtbaar; zij durfde de oogen niet opilaan; werk- tuigelijk frommelde zij het knipbeursje in hare fid- derende hand; hetzelve icheen mij toe, niets meer te bevatten. Oogenblikkelijk raadde ik de oorzaak harer hooggaande verlegenheid: zij had geen geld meer bij zich; de rijksdaalder was haar eenige rijk- dom geweest! Om het lieve, fchromvallige meis- je uit den brand te* redden en op eene kiefche wij- ze haar fatfen te fparen, hield ik mij, als was ik m den waan, dat...”