1 |
|
“...Heer Burnagel dien zij immers voor haren vriend
en voor een en edelen en grootmoedigen man hield ,
haar, onfchuldig en ouderloos meisje! ten huize
van eepe > zoo fchandelijke vrouw gebragt, en aan
de kunilenarijen eener heimelijke koppelares zoude
ter prooi gelaten hebben. Maar, weldra had alle
twijfel te dezen aanzien bij haar opgehouden en
was haar angftig vermoeden in de verfchrikkelijkfte
zekerheid verkeerd, toen op zekeren avond de
fnoode Palonnier door den wijn bevangen,
fehaamteloos het masker had afgeworpen, en in
de bedwelming van haren roes der fehuldelooze
Y 2 Hen-...”
|
|