1 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/38/00001/NL-0200050000_UBL10_00439_0236thm.jpg) |
“...blij-
ven en ik niet voor haar verloren zijn. Laat ik.
n den uitflag mijner pogingen, in s Gravenhagc
aangewend, melden.
Ik vervoegde mij, dadelijk na mijne aankomst,:
bij het departement van oorlog, om mijnen dienst
aan te bieden; ik werd gelast mijnen (laat van
dienst in te leveren, waaraan ik dan ook ten fpoe-
digfte voldeed. Ik zou ongetwijfeld nog zoo fpoe-
dig niet geplaatst, maar mij welligt halve foldijtoe-
gelegd zijn geworden, indien ik niet het geluk hadde
gehad hier den gewezenen Majoor van mijn rege-
ment te ontmoeten, die thans een hoogen, admini-
ftratieven post bij het leger bekleedt. Aan zijne
aanbeveling en belangrijken invloed heb ik voorze-
ker den fpoed te danken, waarmede ik geplaatst
ben; eergisteren bekwam ik mijne aanftelling als
eerfte Luitenant bij een bataljon infanterie, dat te
Amftcrdam in garnizoen ligt. Ik denk mij aanftaan-
den maandag derwaarts te begeven; en zal u van
daar nader fchrijven. Thans wordt het tijd dezen,
te...”
|
|
2 |
![](https://dcdp.uoc.cw/content/AA/00/00/08/38/00001/NL-0200050000_UBL10_00439_0266thm.jpg) |
“...en keerde dien namiddag niet
terug. Den volgenden morgen evenwej ontmoette
ik hem bij den Overften ; hij fprak mij het eerst
aan, en vroeg: ,, Hoe laat drinkt/gij gewoonlijk
thee? ik wilde u dezen namiddag een bezoek
geven.
Gij kunt komen, hernam ik droogjes: ,, Te
zes ure vindt gij mij te huis.
Bone liet zich niet wachten, en kwam dien
namiddag op den bepaalden tijd.' Toevallig bevond
zich juist nog een kameraad te mijnent, mede
een Luitenant bij ons bataljon, dien ik reeds als
Serjant-Majoor in F/anfchen dienst, bij het leger
in Rusland had gekend, en dien ik wist een man van
eer, en een regtfehapen mensch te zijn. Bon was,
tegen gewoonte 1 aan regt open. en hartelijk jegens
mij. - Eer ik hier voortga, moet ik dit van hem
zeggen, dat ik nooit van mij kon verkrijgen, hem
in dat ongunftig daglicht te befchouwen, waarin
anderen hem wilden geplaatst zien: het is waar,
door zijn losbandig gedrag en gebrek aan beginlelen
maakte hij zich aan grove buitenfporigheden fchul-
dig; maar hem...”
|
|