Your search within this document for 'ket' resulted in one matching pages.
1

“...DE NEEF VAN CURASAO. a4$ om mij weder tt mij zelve te brengen. Ik barstte in tranen los; dit gaf mij een weinig lucht; en nu moest ik het hartelijke Chrisje deelgenoote van mijn vertrouwen maken; ik verhaalde haar, zoo goed ik kon, wat mij overgekomen was. Maar, zult gij hier vragen, lieve Ket- JE n heeft de ontfleltenis uw gehoor ook mis- leid? Is het waarlijk Burnagel geweest? Qf ,, indien eens degene, die zich bij Palonnier be- vond, even als hij, Burnagel heette?...,. Nu! zoo hoor dan, geliefde vrindin! en weet gij daarna nog een middel tot redding van zijne on- fchuld... o! zoo deel het mij mede en breng mij tot het geloof aan zijne trouw- en braafheid te- rug! --- Doch, wat zeg ik? Ik hoorde toch niet Hechts zijne Hem, en het noemen van zijnen naam; maar ook zag ik hem.. Laat ik voortgaan! Het leed weinige oogenblikken, toen wij de ka- merdeur bij Mevrouw Palonnier hoorden open- gaan; de Hem der jonge onbekende liet zich onder- fcheidenlijk hooren; zij fcheen iemand uitgeleide...”