Your search within this document for 'ken' resulted in 53 matching pages.
 
1

“...medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat te zijn, UEd. meer plezier te kunnen doen. Nu! daar gij dan toch zoo vriendelijk zijt, zal ik er maar geene pligtplegingen langer om maken. Ik heb een zwarten knechtdie nog nimmer zoo iets gezien heeft: daar wilde ik wel eens eene grap van hebben, en dien medenemen; en dan heb ik nog een oud-opperPuurman van mijne ken-...”
2

“...knap mensch is, nog een legen pakhuis-zolder, dien hij aan het gezelfchap in gebruik geeft: anders kwam er de huur voor een lokaal ook pog bij. Overigens: het. is dat UEd. uit de West van daan, en dus zoo veel als een buitenman zijt: anders heeft niemand vergunning, om de vertooning bij te wonen, of hij mot lid zijn en er voor hebben ingeteekend, Daarom moeten de vrienden die UEd, medeneemt, ook maar zggen, dat zij buiten de ftad van daan zijn: de oppasfer kon anders ligt zwarigheid ma- ken, hen er in te laten. Nu! wat hamekater! dsiar liggen drie Zeeuwen, A } baas*...”
3

“...DE NEEF VAN CURASAO. *7 men geest dier heerlijke tijden I Maar ziet, lieve menfehen! daar komt n nieuwigheidzoe- ker met zulk een pothuis op rollen door Am fiets ftraten, en dadelijk volgt eene wufte menigte zijn ligtzinnig voorbeeld na! Een nieuwtje! ,, roepen aanftonds duizend ftemmen. En duizend ftemmen antwoorden: ja, ook al een zegenrijk gevolg der doorbrekende verlichting in alle vak- t, ken van kunst en wetenfehap, deze uitvin- ding!.,., Ja wel! lieve vrienden, dat nie- mand u wegflepe! Voorloopers van den anti- ,, christ, die in ons midden opgroeit, deze wandelende gevaarten! Werktuigen van den hoog- ,, moedsduivel, die al hooger en hooger tim- ,, mert, het nederig Amfterdamfche toefleedje 9, tot een veel geruchtsmakenden brommert verheft, en ook dezen weldra op hoogere wielen zal zetten! Maar!,, daar zijn er nog in den lande, die, met de onzalige zucht tot navolging niet befmet, dien nieuwigheidsgeest zullen trach- ten te fmoren, waar zij hem ook op het fpoor...”
4

“...merkte een koopman in katoenen en neteldoek aan. ,, Een fpion!.. Een verkleed gens darme!.. ,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat- jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge- had hadden, en wier oogen reeds gulzig op s mans pruik te gast gingen. Onder een daverend hoezee, nam de menigte den Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden , en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws- gierigen te lokken, die iemand op de handen kij- ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel, des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal- verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In een oogenblik vliegt alles uit! winkels, kelders, koffijhuizen alles loopt uit! het ftroomt tnen- fchen, die brandend nieuwsgierig, van alle zijden komen toelchieten. Wat is dat! vraagt elk. Eene vechtpartij! zegt de eene. Een dronken vent! meent de andere. Een pot te verteren! gelooft een derde. En duizenden...”
5

“...f 34 DE NEEF VAN CURASAO. ,, als ik het zeggen mag, al weder eene vrucht van dat onzalig denken. Wie niet denkt, red- kavelt niet, maakt geene tegenwerpingen laat j, zich welgevallen, dat anderen voor hem den- ,*, ken. Maar, hedendaags, denkt alles. Dat ,, zijn de gevolgen van uwe fraaije verlichting, ,, van uwen voortgang in zedelijke befchaving, ,, van uwe vordering in menfchelijkheid! De ,, kruijer in zijn pothuis wil thans denken! de fchoenpoetfr, de uijenboer elk is wijsgeer! ,, een ellendige wisfel-jood fpreekt van beginfelen, van denkwijze! ,, Mijn waarde Heer Ossepoot 1 fpralt de no- taris, die wegens overeenftemming van gevoelens, den boekhouder innig begon hoog te achten. ,, Zoudt UEd. het gelooven: mijn minfte klerk durft zich aan te matigen u te zeggen, ik ben mensch! Wat zijn dat voor zotte herfenfehim- ,, men! wat is dat voor wildzang! Dat zijn van die verwoestende denkbeelden, mijnheer! die alle maatfehappelijke orde in het ' eind zouden omver ftooten. Dat is...”
6

“...DE NEEF VAN CURASAO. $5 v, het heeft onberekenbaar veel kwaads gedicht;. het is het werktuig, waardoor de fatan het den- $4 ken in de wereld heeft gebragt ; door het lezen helpt hij den mensch aan het onderzoeken, * 4, aan het beoofdeelen 4 het maken van gevolg* i, trekkingen enz.; dit ftreeit den hoogmoed van ,, den trotfchen mensch; en- nu gaat de arme aard* 4, Worm zich verbeelden, dat hij al Vrij wat kan, ,, beuzelt Van menfchenwaarde, droomt van vrij* V heid, van menfchengeluk, en de Hemel weet ,, welk tuig! Zie, mijnheer! ik zeg altijd: pra-. ten aegt niets; de proef op de fom doet alles , af; en die wil ik u thans leveren. Ga, bij Voor beeld, naar de Kaffers, naar Lapland, daar 44 leest geen moederziel: maat hoort men daar 5, ooit Van fCheurmakers, Van ketterijen in het '1, wijsgeetige of ftaatkundige? Nog meer,mijn- 4, heer! In d middeleeuwen konden alleen d * geestelijken lezen, en dan Was het nog atmliar- tig monnikenlatijn: gelukkig tijden toen waS er orde in den lande;...”
7

“...4'4 DE NEEF VAN CURASAO. j, verfcheidene wisfels, allen betaalbaar op zigt. Met ,, een matig voorfchot zouden wij nog al iets kun- nen dekken. Een nieuw krediet fielt ons in ftaat, nieuwe beflellingeh te doen.... Met uw verlof! viel de Heer Knuppelbusch, opftaande, zijnen boekhouder in de rede. Er wordt aangefcheld: ik moet mij naar voren begeven. Ik zal u van dien Van der Stap ftraks nader fpreken. Hier ging de Heer Knuppelbusch naar de fpreekkamer: waardoor het' gefprek werd afgebro- ken. Straks begaven zich de Heeren Ossepoot- en Jojakim weder naar boven, om hunne tooneeloefe- ning te hervatten. En ook wij nenrcn deze gele- genheid waar, na hun Edelens wel vriendelijk te hebben gegroet, in de hoop van nog eens een van hen allen in gezondheid te mogen wederzien, om tot eene volgende afdeeling over te gaan, waar ons andere tooneelen verbeiden, en de ontmoeting van nieuwe bekenden te wachten (laat....”
8

“...en want, werd door den kordatn zeerob fpoedig vergeten; en dan was ook de kwade muts, welke hij den menfchen een oogenblik toedroeg, even fpoedig afgezet: want lang te wrokken daar was s mans inborst niet naar gefteld. Men hebbe evenwel uit dit geftelde niet af te leiden, dat Jan van der Stap zulk een dood onnoozele hals of gelijk men zegt , een fukkel in de wereld was! hij wist zijn wfeetje zeer prompt, maar loosheid bezat hij'niet; hij was trouwhartig en eenvoudig, en op loopjes of (tre- ken in het geheel niet afgerigt: zoodat een behen- dige fchurk hem wel eens een knolletje voor eenen citroeh in de hand kon (toppen. Hierver onder- hield hem menigmaal een oud vriend, die in dit opzigt vrij (lim was, en izich niet zoo ligt eene vlieg-af liet vangen : daar Jan integendeel meende , dat...”
9

“...gevoelde hoe de vork in de greep' ftak, maar tevens wijsle- lijk begreep, dat hij, als de zaak tot opheldering kwam, voor ditmaal niets zou flijten. j, Ik meen maar, fprak de winkeldochter, dat de Jufvrouwen te vergeefs zullen komen j, in.. . Wat meent gij, malloot?...- Hud den ,j mond, met uw gewauwel! graauwde de ke- kefilozoof het lieve kind toe. ,, Moet gij de lie- # den, die hier iets komen koopen, in de war helpen?... Wat zouden ze te vergeefs ko- men! er is: immers dezen morgen ng gebak- ken? Eeni-...”
10

“...Cl ' DE NEEF VAN CURAgAO. Eenige huizen verder is eene komenij ,, On- ,, ze -Barend en de Kapitein met zijn zwarten knecht zullen toch ook wel iets willen gebrui- ken, zegt Jufvrouw prouwelman, tot hare zuster. ,, Wel ja! is het antwoord. Het is ook een verbruide toer, zoo lang zonder eten of ,, drinken te zitten. . Fluks werden er nu, in de -naburige komenij, nog eenige geboterde broodjes met worst en ge- rookt vleesch opgedaan; en ook eenige flesfchei wijn gekocht; terwijl de fleper deze .gelegenheid waarneemt en intusfchen in het wijnhuis fluipt: alwaar hij, voor rekening van de Jufvrouwen in de flede, een fnapsje pakt. Dus uitgerust met eenen voorraad levensmiddelen, met welken men een korporaalfchap foldaten ten minllen drie dagen zou hebben kunnen voeden, zette men den togt voort en had weldra het eind der Leidfcheftraat bereikt. Och heden! wij komen nog vroeg genoeg, Jufvrouw! fprak de fleper door het portier, toen hij het Lcidfche,plein in het oog kreeg. Zoo, flepertje...”
11

“...DE NEEF VAN CURASAO. 8t , Gij waart er dus waarfchijnlijk voor de eerfte maal? Ik dacht ook al: hoe komt de lieve Juf- 99 vrouw Gronne hier verzeild! r> y> r> 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 99 UEd. gelieve te weten, de zoon en de boek- houder van den Heer Knuppelbusch bij wien ik nds eenige maanden als huishoudfter woon', hielden niet op, of ik mogt toch het tooneelge- zelfchap, waarvan zij leden zijn, komen bezoe- ken. Ik liet mij overhalen, en woonde dezen avond eene vertooning bij. Wat hoor ik daar?. .. Jufvrouw Gronne, de weduwe van onzen Eldert dient als huis- houdfter? Wel verbruid] lieve mensch, tnoet gij dus tobben in de wereld! Het dot mij in mijne ziel leed. Ik dacht altijd, onze El- dert zou nog al gezorgd hebben, teg'en eene kwade reis ?... Ja, Heer Kapitein! mijn lieve man had ook wel getrouw voor zijne vrouw gezorgd; UEd. weet, hij hield niet van het over boord te gooijen, maar was altijd voor de fpaarzaamheid. Toen mijn brave Eldert...”
12

“...?a DE NEEF VAN CURASAO. naderhand van eene zeer flechte zijde leerde kennen, mij eene fom van vijfduizend guldens ontleend; de deugniet ging er mede door en be- gaf zich daarna in den krijgsdienst. Kortom, er volgde tegenfpoed op tegenfpoed, het eene verlies voegde zich bij het andere; en ik, om mij aan geene verdere verliezen bloot te ftellen, befloot naar eene gefchikte gelegenheid te zoe- ken, om ergens, in een burgerlijk huisgezin het opzigt der huishouding waar te npmpn- Wpldra w deed er zich eene dergelijke beftemming op. De Heer Knuppelbusch weduwenaar geyvorden zijnde, en twee dochters hebbende, die zich weinig met de huishouding bemoeiden, zocht mij, tot het waarnemen van dien post bij hpm, , aan; en ik ging onder billijke voorwaarden daar- toe over. M Maar kondt gij dan ook geene betere getegen- heid vinden ? In welk eenen zin meent UEd. dat ?... voor- deeliger ? ... aanzienlijker .. Hoor, Jufvrouw! gij kent mij; met achter- klap of oude wijvenpraat houde ik mij...”
13

“...terwijl zij zich gezamelijk aan tafel be- geven. Verhaalt nu eens van uw vergeeflchen ,, fledetogt naar het Leidfche plein! dan kan ook * de Kapitein hooren, hoe gij beide dezen avond in den malmolen zijt geweest. Dat heeft Prouwelman aan geenen dooven ge- zegd. Zijne vrouw en hare zuster beginnen, als om ftrijd, te vertellen. De oude Stuurman fchudt zich eens regt de lever, om haar kluchtig weder- varen. Kapitein van der Stap echter neemt geen deel aan het gefprek; hij zit geheel en al afgetrok- ken ; het fchijnt dat zijne gedachten, op dit oogen- blik, elders zwerven. * Wat is de Kapitein 'ftil geworden! Hoe zit /hij dtr zoo diep in gedachten! merkt Juf- vrouw Prouwelman aan, die met hare zuster zich Stu ver-...”
14

“...dat eigenlijk meen. Welnu. ?.,. Ziel toen zij metde vertooning dkdr waren, waar de Neef van Guadeloupe bij dien h o vaar , digen Mijnheer kwam, die hem zoo onbarmhar- tig affcheepte; en daarna zich bij zijne nicht vervoegde, die het fber had, maar hem toch ' 'met opene armen ontving; toen dacht ik zoo: 5' Hale, de' henlter! dit geval komt op een haaf fla vereen met dat .van onzen Kapitein, die toch ook van een Westindisch eiland komt eri' nog al een aardigen fiuiver in de melk heeff te brok- ken;1 onze Jan hft ook het voornemen 2ijne maagfchap op te zoeken, die finds jaren' niet van hem gehoord heeft; ik heb fteiriwcl eens hoo-...”
15

“...$6 DE NEEF VAN CURASAO. goed; en o! daar was het zoo plezierig, ,, heette het; daar hadden ze zoet water en fchepten er bene frisfchere lucht, dan te Am fier dam; dus moest nicht Grietje met haren man toch, met alle geweld, een veer- tien dagen bij hem komen doorbrengen; dat zou voor zijne vrouw ook regt aangenaam zijn, want die verlangde toch, gelijk een dron- ken matroos naar kooi, om neef en nicht Prouwelman eens te kien; zij wilde hen alle vermaken aandoen. Dat .lieten wij ons al te ,, maal gezeggen en geloofden hem op zijn woord; doch er was, gelijk gij begrijpen kunt, bij mijne vrouw telkens iets in den weg: want zij had het altijd even druk: dan moest er worden ,, fchoongemaakt; dan was de wasch over de vloer kortom! de vent had goed verzoeken: hij zag toch wel, dat er van de reis niet ko- men zoude. Dit maakte hem geloof ik 1 , jjout: want fchoon hij er geen ne van meen- 5 de, gelijk gij ftraks hooren zult: nu werd hij dringend, en hield niet op ons te vragen...”
16

“...bij leven en gezondheid^ toch vooral overkomen; zij zou* den ons dan met een rijtuig van het veer halen ; ,, en dergelijke uitvlugten meer al te maal ver* vloekte fratfen!.... gelijk gij: (traks hooren- zult.: ; Wij namen dit nogtans alles vobr goede munt aan. Griet beklaagde de goede floof van eene nicht, in haar hart, en zond dadelijk een dozijn zinkingpoeders! over, met een pakje apenfnuif, dat nicht gebruiken moest, om aan het nidzente komen .waardoor zij de zinkings kwijt zoude ra- ken; neef ontving daarbij een voorfchrift om te- gen de jicht aan 'te wenden : want gij weet, mijne vrouw is'altijd met huismiddeltjes op de been y en verftaat ok een weinig van ,de fijmpathie , V hetgeen zij van haren vader heeft geleerd, die een gewezen paardendokter uit de- Beemfter was. ,, Om weder op onze reis terug te komen! Gelijk gezegd is, wij gingen toenmaals niet, maar bleven ftil t huis. Doch neen! dit heb ik mis, want "dewijl mijne'vrouw toch, eenmaal het reizen in baar hoofd...”
17

“...i io DE NEEF VAN CURASAO.: Maar hadden zij er mij ofe geerie teden-toe ge-. ,, geven? Af'zijne.'-dagend daar had men het ,j leven gaande fiet fpeet hen geweldig, dat.de ,'j" mijn dezen middag 'zoo lelijk was afgefprongen* -Zij verzonnen" eohtfer weder eene andere list, en ,, fprakeh m;et elkander af, dat zij riiij den volgen- den1 morgen -bij het ontbijt .in de:val zoude lok-. i, ken; Huh plan was: namelijk om .mij, daar het ,, de nachts reeds tamelijk vroor,. voor ..het invrie.-. ,V;zn- bang te maken. Ja! daartoe hadden zij den regtn in mij voor. Den volgenden ochtend, aan het ontbijt zittende, hadden wij de grap. ,, ,, De lucht Haat vrij helder; het zt- zich regt ,, ,] tot vriezenmerkte nerf, naar buiten kijken- d;''-aar|.v ,, i, Wat zegt gij daar-, Bodewjjn !: vroeg nicht, Wet zet zich 'tot. vriezen? .. .. Wel! het heeft ,v m -eehig nachten reeds < zo. fterk gevroren, II dat r drie dtiirah dik ijs in de floot ligt/ . "'J&! hernam nerf, Wij zijn reeds ver. j,, in October. ;Er...”
18

“...Aniflerdam; en toe- ,, vallig komt misfchien mijn uiterlijk met de aan- ,, duiding van den ontvlugten overeen ; derhalve, ,, ik meent men ioet de man zijn dien men ,, zoekt. Van fchadeloosftelling wordt echter. ,, geen woord gerept. Het is eene misvatting; en daarmede is de zaak afgedaan. Ik behoef u hiet te zeggen, dat ik thans fpoedig naar Am* flerdam vertrok. Ik had neef en nicht Haal,- wijk ditmaal leeren kennen; en het gevolg daar-. ,, van was, dat wij Voor altijd van dien kostlij* ken neef ontflagen bleven; hij heeft ons finds niet weder opgezocht. ,, Zie daar, Jan ! dus eindigde ProWlman zijn Verhaal, ,, en ftaal, waaruit gij ziet hoe men zich in de menfchen bedriegen kan. Mefi moet daarom met fommige lieden op Zijne hoe de zijn. Dewijl gij nu toch voornemens zijt, om morgen of overmorgen naar uwe maagfchap in Oyerijsfel te vertrekken; en gij mij hebt ge ,, zegd, dat gij het eerst uwe nicht van Punten die te Deventer woont, gaat opzoeken, raadde ik u ftraks aan, dat...”
19

“...DE NEEF VAN CURASAO. 119 ,, wien niets te halen is. Om die reden heb ik mij en mijnen knecht dus povertjes uitgerust, want kwam ik gelijk het behoorde, dan zou het vetpot zijn; doch daar moet geene moederziel een haar van weten. Wie van mijne maag- fchap nu de proef goed doorftaat, en den armen neef hartelijk ontvangt-, die kan op Kapitein van der Stap en zijne vriendfchap ftaat ma* ken! Weldra weet men nu in de fchuit, dat de laafde ingekomene, Kapitein van der Stap heet, die fchat- rijk uit de Wcstindi is teruggekeerd, en zich thans op reis bevindt om zijne familie' te bezoeken, welke hij, in dit gewaad vermomd, op den toets gaat del- len. De Schipper verhaalt dit in vertrouwen aan zijnen knecht; deze deelt het in vertrouwen aan een ander mede; en zoo geraakt het fpoedig, ver- rijkt met eene menigte bijzonderheden door de ge- heele fchuit verfpreid. Ik dacht ook al zegt iemand die in het ruim der fchuit zat en aan wien de knecht dit verhaalde: hoe komen twee zulke vagebonden...”
20

“...fcherts vliegt de tijd ongemerkt voorbij en wordt de reis aangenaam verkort. Z gaat het ook hier, daar men weldra aan de gewone ververfchingsplaats te Nieuwerjluis is aangekomen, waar de fchuit eene tweede maal aanlegt. Men is de herberg genaderd 5 de fchuit ligt reeds ftil; en het gezelfchap in de roef, (lapt gezamelijk aan den wal. Maar, nadat men zich weder in het vaartuig heeft begeven; en de Schipper, na reeds een- en andermaal fcheep! fcheep! geroepen te hebben, gereed (laat af te (Ie-? ken, zijn en de,Officiers weduwe,en de Heer, die een zoo bijzonder belang in haar lot (lelde, nog niet op hunne plaatfen teruggekeerd; nog laten zij naar zich wachten. Toef derhalve nog een oogenblik, Schipper! zegt daarom de oude Heer, die reeds met Kapitein van der Stap onder het kraken van een fleschje zit. ,, Mogelijk zijn Mijnheer en Mevrouw nog in de herberg, en zullen zij wel aaiillonds ko- men l Met uw vrlof, Mijnheer! hervat iemand, yy * die te NieuwerJluis in de roef is gekomen, ,, De ...”