1 |
|
“...plaats had.
Wat zouden ze Verkeerd ondcrrigt zijn?.. .-
,, Mevrouw wil knapkoek en Janhagel koop en:
j, en dan is zij hier immers te regt? hernam
de Vrom koekebakker, die ook zeer wel gevoelde
hoe de vork in de greep' ftak, maar tevens wijsle-
lijk begreep, dat hij, als de zaak tot opheldering
kwam, voor ditmaal niets zou flijten.
j, Ik meen maar, fprak de winkeldochter,
dat de Jufvrouwen te vergeefs zullen komen
j, in.. .
Wat meent gij, malloot?...- Hud den
,j mond, met uw gewauwel! graauwde de ke-
kefilozoof het lieve kind toe. ,, Moet gij de lie-
# den, die hier iets komen koopen, in de war
helpen?... Wat zouden ze te vergeefs ko-
men! er is: immers dezen morgen ng gebak-
ken?
Eeni-...”
|
|
2 |
|
“...voor het lapje wil-
len houden? fprak de fleper, om wendende.
Hij legde de zweep er Over; en draafde er eens
bakker op doof.
De kekebakker bevond zich juist in zijn voor-
huis, toen de flede, die nu weder haren ouden
flakkengang ging, in de terugker zijne deur voor-
bij toog.
Ziet gij wel, mijnheer 1 zeide hem de win-
keldochter: dat die goede Jufvrouwen verkeerd
,, onderrigt en te vergeefs aan den fchouwburg
geweest zijn ? Ik dacht het wel!
Ei wat, met uw denken! gromde de koe.-
9> 7
v ke-...”
|
|
3 |
|
“...Elisabeth Enqener,
welke hier onmiddellijk vooraf ging, inge'floten.
Amfterdam den i8den April i8..
Mejufvrouw!
En vriendin! zal ik er maar, in voorraad,
bijvoegen : want offchoort ik nog het genoegen niet
heb u in perfoon te kennen, zoo hoop en wensch
ik toch, om de vriendfchap, welke ik in mijn hart
voor u heb opgevat, door onze perfoonlijke ken-
nismaking naauwer aan te knoopen. Ik kan niet
nalaten, lieve Jufvrouw en vriendin! u mede een
lettertje te fchrijven; ten einde hetzelve u verftrek-
ke tot een blijk van mijne hartelijke belangftelling
te uwaarts. Toen ik voor vijf jaren bij ons
Betje Engener op Vredcsheim was gelogeerd,
heeft zij mij dikwerf van hare verkeering met u
ge-...”
|
|
4 |
|
“...meer aan,- of het was Henrietta
Dalman geweest, die- zij- in het gezelfchap van
Mevrouw Palonnier had ontmoet, nu, daar het
narigt van Boone die zelf haar bij dit wijf gezien
en gefproken had, zoo volkomen met de aandui-,
ding van Jufvrouw Gronne ftrookte. Hoe diep
moest niet Henrietta gezonken wezen, om van
een zoo onfculdigen engel, als zij te voren plagt
te zijn, tot de laagte eener openbare ligtekooi te
geraken! Wat dacht ik zeggen eene goede
opvoeding, wat ouderlijk yoorbeeld en ouderlij*
ke lesfen; wat zeggen eene veelbelovende jeugd,-n
de beminnelijkheid eens engels en de voortreffelijk-
fte aanleg, wanneer onreine togten de ziel bezo&r
deld hebben, en het heiligdom van het vrouwelijk
hart, de onfchuld is verloren gegaan Tel-
kens wilde ik terugkeeren en mijn avontuurlijk
plan opgeven; maar telkens voerde eene geheime
too verkracht mij longevoelig mede; en ik bleef
Boone die zich inmiddels weinig aan mijne wijs*
geerige overpeinzingen liet gelegen zijn, onwille-
keurig volgen.-...”
|
|
5 |
|
“...a <53 DE NEEF VAN CURASAO.
t$lijk is, als ik de achting ppregt noem met wel*
ke ik ben en blijf,
Uwen Vriend
Mauritts Alt,
P. S. Burnagel is Secon-
dant in de kostfchool van den
Heer van der Gaard op
de Keizersgracht bij de Spie-
gelftraat,
Pe twee volgende brieven waren in den na$Sf*
Voorgaanden ingeflotenN
Hendrik Burnagel aan Maurits Alt.
Amflerdam den aften Mei 1$, i
Beminde Neef (
Den derden dag na uw vertrek uit Noordhoorn,
ben ik het met den Heer Hamerveld en de ove-
rige belanghebbenden in de zaken van onzen ooiji,
over den verkoop der landhoeve en de afrekening
van de paehtpenningen der verloopene jaren, ceps
ge-...”
|
|
6 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO. a8i
Dalman bij voorraad cenige dagen een verblijf te
harent in te ruimen.
Hoe gelukkig, dat ik op dezen inval geraakt
was! De vriendelijke Mevrouw Palonnier was
niet alleen dadelijk gereed, mij mijn verzoek toe te
liaan en Jufvrouw Dalman gastvrij te harent te
ontvangen, maar verzocht ons bovendien, om over
hare tafel en woning naar welgevallen te befchikketj,
voor zoo langen tijd wij het zouden goedvinden;
trouwens zij had, wegens vroegere, dienden wel-
ke ik haar bewezen had, nog al eenige vcrpligting
aan mij; hetwelk ik u daarom hier in het voorbij-
gaan zeg, dewijl het u anders ligt vreemd zoude
voorkomen, dat ik deze vrijheid nemen en mij
regtdreeks tot haar vervoegen durfde. Ik ben dan
nu, tot mijne niet geringe blijdfchap en gerustdel-
lirig, verzekerd, dat de lieve en achtingwaardige
Jufvrouw Dalman zich bij eene fatfoenlijke vrouw
bevindt, wier omgang tevens zeer gezellig is, en
die niet zal nalaten alles in het werk te dellen,
wat het lieve meisje het verblijf...”
|
|