1 |
 |
“...9
gd4 D NEP VAN CURASAO.
huis gehad te hebben; zij heeft er den vloek
in gebragt. Maar dit alles is het loon vor mijn
weldoen!
,, Hoor; nicht! ik heb u gezegd, Waar ik denk
dat het op ftaat; ik fpreek rond, voor de vuist,
,, en ben niet geWoori, van mijn hart eeneffcheeps-
kist t maken. Wij zullen hier nu maar enen
,, knoop in den kabel leggen, dewijl ik toch mor-
gen vertrek. Voor de moeite en den overlast,
welke ik u; gedurhde mijn vrblijf, mgt ver-
oorzaakt hbben, zend ik u een degelijk ge-
,, fchenk, Opdat gij niet aan mij te kott moogt
komen; Den brief van nichtje Dalman houd
ik tot een aandenken.' En daarmede groet ik u;
tot ftraks; ik ga mij een rijtuig heitellen.
Kapitein van der Stap kon wel eens, wonder*
iijk, uit den hoek komen gelijk wij zoo even
hoorden. Zoo ongepoetst was der eerzame Barta
van Punten in geeri vijf en twintig jaren de
biecht gelezen, als haar neef het daar gedaan had;
zij was et deerlijk vergramd over Heb ik daar-
voor; fprak zij, nadat de Kapitein den rug...”
|
|