1 |
 |
“...dikwerf
m van hooren fpreken ^ doch hield het voor uit-
h ftrooifels en kon er geen geloof aan hechten;
ft Even zoo ging het ook de huisheer, .die een
ft eenvoudig man is en haar misfchien wel voor
eene deftige vrouw heeft aangezien; dewijl hij
y> haar voorzeker de kaiers niet verhuurd zoude
I, hebben, indien hij haar van nabij gekend had.
i, Maar toen zij hier met Februarij kwam wonen,
kreeg ik eens eene Jufvrouw van mijne kennis
ft bij mij op een kopje thee, die de doortrapte
ft feeks van haver tot garst kende; deze onderrigt-
te mij welke buurvrouw ik aan Mevrouw Pa-
ft LONNIER. zoude krijgen, hetgeen ik fpoedig be-
ft waarheid vond, want zij had nog niet lang hier
ft gewoond, toen ik reeds meer zag en waarnam,
ft dan mij lief was. Zij voert eene prachtvolle
en kostbare leefwijze; het ontbreekt er niet aan
ft den heerlijkften wijn en lekkernijen. Maar wie
zoude zoo in pracht en weelde willen leven!...
ft Neen! dan zit ik- liever van des morgens vreg
ft tot laat in den nacht voor...”
|
|