Your search within this document for 'hal' resulted in one matching pages.
1

“...tafel dat bekoor- 5> lijke fchilderijtje ophing? Boone wat zegt gij daar ? Verwondert u dat? Pah! ik heb er meer gekend, die in den beginne zulke heilige boon- tjes waren; doch meent gij, dat ik mij daardoor laat verfchalken? wie zou het achter dat madon- nas gezigtje gezocht hebben, niet waar ? Ja, si vriendje! ik ftond er zelf van op te kijken, toen si ik het nufje voor de eerfte maal bij mama Pa- 5, lonnier ontmoette ; het plagt immers al teeder 5, en vroom te zijn wat er aan was! Ha, hal eene fraaije zeldzaamheid op mijne eer! zulk een Domins duifje ! Maar, het kan ook welligt een meisje zijn, ,, dat fprekend op Henrktta Dalman gelijkt, zeid ik, denkende aan hetgene Jufvrouw Gronne mij had verhaald. Ja! wel bekome u de maaltijd! Of ik haar 5, niet zelve gefproken en herkend had! Neen, ,, neen! het was Henrietta Dalman maar al te wel. Zelve gefproken en herkend, zegt gij? Ja! voor den...! Niet waar, Langschmid ! dus vervolgde hij, zich tot den tegenwoordig zijn- de Luitenant...”