1 |
|
“...4 DE NEEF VAN CURASAO.
in cenen adem': Maar, waar blijft toch de
meid?
Slof, Hof, flof! ging het door den gang.... daar
was de meid al, levensgroot!
Hooft gij dan niet, Jakomijn! hetgeen papa
u beval ? beet Jufvrouw Hortense de dienst-
maagd vrij fpitsvinnig toe.
Gij zijt toch altijd een doof fchepfel, Jako,
,, mijn! voegde Jufvrouw JuLiETTExer in gram-
me woede bij. ,, Wij zullen zelve nog hef
portier moeten openen
Ik had mijr>c pantoffel in den gang verloren,
jonge Jufvrouw fprak de floof., en wilde,
toen zij het rolkoetsje in het oog kreeg, dadelijk
naar het portier ijlen.
Haal eerst de parapluie eens, van achter de
trapdeur van daan! gebood de Heer Knuppel-
busch aan de meid, haar terug wijzende. Ziet
,, gij dan niet, hoe hard het regent?. En de jonge
Jufvrouwen hebben hare dansklecdjes aan! zij
,, kunnen, door zulk een weder, niet over de
floep gaan, of worden druipnat.
De meid gehoorzaamde. De Heer Knuppel-
busch begaf zich voor, aan de hhisdeur, om den
voerman te...”
|
|