1 |
|
“...Dan moeten
ze vroeg opftaan! hernam de fleper, niet wei-
nig op zijn paardje, over zulk eene aanmerking.
De man bezat gevoel van eigenwaarde!!
Dat moet toch voorzeker z zijn, fleper-
,, tje! vervolgde Jufvrouw Prouwelman. Mijn
man is met een vriend en nog iemand, voor-
uitgegaan. En als zij vergeefs geloopen hadden,
dan zouden ze ons in de terugkeer wel ontmoet
,, zijn en er van verwittigd hebben.
Zij mogen wel, om den regen, in een of
ander wijnhuis zijn aangewaaid, en daar onder
hun glas zitten! merkte hare zuster aan.
Dat zoude wat te zeggen zijn! fprak Juf-
vrouw Prouwelman. En wij zitten hier met
een geheelen fcheepsvoorraad van eetwaren!
Sleper! ftuur dan maar eens naar dat wijnhuis,
dddr op den hoek! Wij moeten er toch haring
of kuit van hebben.
De...”
|
|
2 |
|
“...133
DE NEEF VAN CURASAO.
de praat te houden; zij wisten nog eene menigte
bijzonderheden van den ouden Frits; en het fpeet
hen, dat zij morgen verder op, naar Almelo moes-
ten, anders moest de Heer Kapitein des anderen
daags maar weder komen, om wat te hooren ver-
tellen. Dit deed onzen Jan ter dege goed. Hij
fchoof dadelijk met zijne vrienden de herberg en
de kamer; binnen. Daar werd onder een glas ver-
fchaaldep rijnwijn, dien de waard voor onver-
valschte Champagne verkocht, de vertelling voort-
gezet. En terwijl nu Kapitein van der Stap
aandachtig zit toe te luisteren, gaan wij intusfchen
met nicht Barta van Punten kennis maken.
Wij zullen, onder het wandelen naar den.Brink,
waar haar Ed. woonachtig is, de betrekking dezer
Jufvrouw tot den Kapitein een weinig nader uit
elkander zetten.
Jufvrouw Barta van Punten was, gelijk wij
reeds hoorden, eene behuwdnicht van Jan van
der Staps overledene echtgenoote. Haar vader,
Gregorius van Punten, huwde met eene volle
tante van deze laat (te....”
|
|
3 |
|
“... van welke ik, gelijk gij weet, een he-
vigen, natuurlijken afifchuw heb: zoodat ik dik-
wijls, hoe vermoeid ook van mijn dagelijkfche
flooven, alleen door het denkbeeld van dit akelig
gedierte in mijne nabijheid te hebben, niet kan in-
flapen. Ook wordt mij, finds uw vertrek, de fpij-
ze weder even karig toegemeten als voorheen. Zel-
den gebeurt het, dat ik eens, ter verkwikking,
eene kop koffij of anderen warmen drank bekome:
offchoon !mijne tante het zich daaraan niet laat ont-
breken. Een glas, meestal verfchaald en fchraal
keuken bier, maakt weder mijn gewonen morgen-
en avond-drank uit; terwijl het heet, dat het ge-
bruik...”
|
|
4 |
|
“...mijne komst even oprees en eene beleefde
neiging maakte. Ik zag dat men juist aan het kof-
fij drinken was; ook ftond er een geopend likeur-
keldertje en een trommeltje met banket op de tafel.
Ik moest gaan zitten; de meid werd gelast naar
Jufvrouw Elzenrijk uit te zien, en die te ver-
wittigen, als zij aankwam, dat er eene Mevrouw
(dit was mijn titel! waarvan ik mij echter, gelijk
gij begrijpen kunt, wel hartelijk verfchoonde;) op
haar zat te wachten; er werd mij koffij'of, naar
verkiezing, een glas morgenwijn aangeboden,
kortom, de mij onbekende Jufvrouw was zoo bui-,
tengemeen vriendelijk en voorkomend jegens mij,
dat ik er waarlijk mede verlegen werd, eri zonder
eene onwellevendheid te begaan, hare beleefdheid
niet kon ontwijken; ik liet mij derhalve gemeen-
zaam eenen, kop koffij fclienken, die mij voorkwam
zeer wel toebereid te zijn,
P 4
Ik...”
|
|