Your search within this document for 'ge' resulted in 135 matching pages.
 
1

“...omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge- arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van enig ligt latwerk daar te neder jlaat, waarin men foms het felle fieken der zon ontwijkt, of zich ,...”
2

“...brullen en aangaan! Jeneverlap ? ? .... Hoe meent UEd. dat ? Wat hagel! baas, welk mensch die nuchter is, houdt dus huis ? Het is, op mijne eer! of er een hoop dronken matrozen den kreupelen waard flaat. Ik bemerk, ik bemerk het al. UEd. hebt mij niet wel begrepen.... Zoo ? Is de arme duivel dan mogelijk niet wel bij het hoofd ? Ha! hi! ha! UEd. doet mij waarlijk lagchen. Nu geloof ik, dat UEd. er een weinig kortswijl onder laat loopen. Kortswijl, baas? Ik heb het in mijne ge- dachten niet. * Nu! nu! al was dit zoo: geene zwarigheid .. ook....”
3

“...DE NEEF VAN CURASAO. 3 ook UEd. neemt, hoop ik, niet kwalijk, dat ik dit zoo zeg? Och neen, baas! Maar ik begrijp niet, hoe iemand, die nuchter en bij zijn verftand is, lief- hebberij heeft om daar als een bezeten mensch te tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge- jank en gebrul? Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit. Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er een woord van begrijp. Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met het treurfpel niet veel op te hebben. Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko- men. Spelen, ze daar boven dan komdie? UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als...”
4

“...DE NEEF VAN CURASAO. 5 kennis, die met zijne vrouw en hare zuster ge- wis ook mede sjokt. Derhalve vijf perfonen: dat maakt juist zeven gulden, tegens acht-en-twintig ftuivertjes de per- foon gerekend. Gelieft UEd. eens te zien; hier zijn vijf lootjes. Op de eerfte bank in den , bak komt UEd. naast malkander te zitten. Zoo baas ?! Ik dacht, dat gij mij zoo even , zeidet, zij fpeelden daar uit liefhebberij. Gaat , dat ook al om de fpijkers? Gelijk ik de eer had UEd. zoo even te zeg- , gen: uit loutere liefhebberij. Maar UEd. gelieft te begrijpen, de onkosten moeten er af: daar zijn, bij voorbeeld, de muzikanten, de oppas- fers, het licht: dit alles moet betaald worden, n Gelukkig heeft een der leden, dat een verloopen beunhaas in koren, maar voor het overige een door en door knap mensch is, nog een legen pakhuis-zolder, dien hij aan het gezelfchap in gebruik geeft: anders kwam er de huur voor een lokaal ook pog bij. Overigens: het. is dat UEd. uit de West van daan, en dus zoo...”
5

“...welk chenie er in den jongen fiak; zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op ,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar het ding is niet zoodra in de wereld, of onze Jojakim gaat aan het rollen; dan zien wij henj foms in geer.e drie dagen weder; dat noemt de ,, Heer Ossepoot, uithollen, en zegt: dit is ajleij ,,...”
6

“...mijn goede baas! denk niet, omdat ik dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe gij met uwen jongen leven moet. Neen, man! al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw nit.... Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-. ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat noem- ik, iemand in het openbaar te- pottris-, s, truren Nu, baas, doe, zoo als afgefproken is! Gelijk ik beloofd heb, overmorgen avond ont-> m vangt UEd, den manteljas te huis, Maar.,.. met A 5 uw...”
7

“...eh bien! Je Favoue, cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux, traitables.... Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in , den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$ geheel en dsordre, Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant ftaat? Het kleedt u wel. Doch gij betaalt uwe blon- , des fchreeuwend duur. Madame perroquet is anders vrij civiel. Of- - fchoon zij uw krippen kleedje norm hoog heeft ge-...”
8

“...DE NEEF VAN CURASAO. *? Als dat dd£r geen einde neemt: fprak de Deer Baldriaan Sperwer te midden der plegti- ge voorlezing van de akte van protest eensklaps ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal vrij grimmig naar boven had gekeken; dan zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet, j, om den draak met mij te laten ftekeii. Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen, Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van fchrik en bevreemding 9 9) 99 59 99 99 99 99 99 Wel! hoor maar eens dddr boven! Men moet niet denken, dat men een kwaden jon* gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau* wen? Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,* j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel - Hoor maar! nog houden zij immers niet op! Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen- lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim, die. die.. Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering! een guit...”
9

“...t8 DE NEEF VAN CEA£AO. baar ambtenaar, in de uitoefening zijner eerbied* ,, waardige bediening te befpotten, hem over. luid na te baauwen?.. Ik ben nu finds dertig jaren aan de praktijk; maar, zoo iets verregaands, is mij nooit overkomen dat zeg ik u!. i Ei lieve! Het is volftrekt niet op UEd. ge* munt. Zij zijn dddr boven met Mahomet be- s zig* Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup- plbusch zijt gij befchonken? of., of wat.. wat fcheelt u? Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn, tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie hebben, merkte een der getuigen, die een ongemeen fchrander man was, aan. Mahomet is immers geen Joodfchc naam, maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere, die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe- geven.- Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper- wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte weder in zijne brieventasch borg. ,, Wij zullen maar weder heen flappen, man* ,, nen! want, ronduit...”
10

“...duivel! dat zullen ze mij beta- lenl.... riep de Heer Knuppelbusch, driftig naar de deur loopende; terwijl de Notaris en ge- tuigen die mede voor den dag kwamen, hem nieuwsgierig volgden; en ook de huishoudfter met de dienstmaagd, op het gerucht, naar voren kwamen ftuiven. Een vertederend fchouwfpel!..., Daar lag te midden der ftraat, omringd door een anderhalf honderd omftanders, de voerman van het brom- mertje, hetwelk den Heer Sperwer had gebragt: wordende onberedeneerd afgeklopt door een reus- achtigen karei, wiens kruiwagen met eijeren en augurkjes, het onderst boven, in de goot lag ge-, worpen, en den ganfchen omtrek met eefte fterke azijnlucht vervulde, Het voorval, dat tot dit noodlottig tooneel aanleiding gaf had zich aldus toegedragen. De voerman van het brommertje, waarin de Jufvrouwen Knuppelbusch zaten, had dien van het brommertje, dat den Notaris had ge- B 4 bragt,...”
11

“...die hedendaags tot alle Handen en rangen van adams nageflacht fchijnt doorgedrongen, aller brein verhit, aller gemoederen heeft inge- nomen! Hebben wij, in onze jeugd, ooit van - brommertjes geweten! die naam was een bastaardnaam in Amji&rdam, In een ftil en nederig lleedje gezeten, lieten onze brave vade- ren zich vreedzaam voortfjollen. Wat gmg dat , ftatig, plegtig, eerbiedig langzaam! zonder weidfche pracht of praalvcrtooning! zonder luid- J ruchtig gerommel of opzienbarend gedruisch! ge- heel iii den ftemmigen, bezadigden, hedachtza- men...”
12

“...3DE NEEF VAN CRAQA. *9 s, De vent ftookt oproer! riep eene koopvrouw in appelen, die onder den hoop van s mans toe- hoorders ftond, uit. ' Hij zou wel Ridder willen zijn, hernam een ander opmerker. De ghek fthaat, zal k ghezond Zijn, hop de nhije lhantharenS the fchmelen! merkte een koopman in katoenen en neteldoek aan. ,, Een fpion!.. Een verkleed gens darme!.. ,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat- jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge- had hadden, en wier oogen reeds gulzig op s mans pruik te gast gingen. Onder een daverend hoezee, nam de menigte den Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden , en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws- gierigen te lokken, die iemand op de handen kij- ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel, des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal- verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In een oogenblik vliegt alles uit!...”
13

“...te goed! zij ziet den Oploop haderen. Daar komt al wer wat aan! roept men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr partij* een paard in eeiien kelder, en waf het mooist is! ~ eene redevoering in het open- baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief alle dagen voor; en aan een dergelijk pretje heeft men zich het hart in lang niet mogen ophalen; Maar! *, Er zijn dinaafs bij I en heeren Vafl het Ge~ j, regt! laat eene ftem Zich hooren. * Dat is dood jammer! zegt mett; *, Het ple- j, zier bgon n eerst regt aan te komen! Hef 4, moest nog een weinig geduurd hebben! Nu begint er lucht te komen. De opeengepakte menigte verfpreidt zich een weinig; er qntftaat ruim-...”
14

“...zijn; terwijl de andere getuige intusfchen een paard en toeflede ging beftellen. Ik verklaar Ed verzekerde de Heer Os* sepoot die als vreedzaam toefchouwer, gedurende de ganfche vertooning, met den Heer Jojakim, rustig uit het vender had liggen kijken: dat ,, mij het bloed in de aderen kookte. Uwe taal ,, uwe indrukwekkende rede deed mij eene onbe- ,, paalde achting voor UEd. opvatten. Helaas!... ,, onwaardig volk, dat z uwe wijsgeeren hoont! 9, Ik zag UEd. befpotten; ik zag een baldadig ge- 1 Peu*...”
15

“...34 DE NEEF VAN CURASAO. peupel zijnen moedwil aan UEd. koelen, drt moest uitroepen: H Ontaard gedacht, dat op verlichting, vrijheid roemt I ,, Wie is hij die uw trots, uw wrevIen aard niet doemt ? Watdurfc ge op menfchenwaarde, op volksvereediirtg brallen! Wat doft ge op.*. op,., op ... Daar wilde mij geen gepast eindrijmwoord Voof den geest komen J anders Zoude ik tr eehs een fiksch ftukje op geleverd hebben. Groote mannen ortderfcheiden elkander fpoedig. -* Mijnheer ook ahti-liberdal naar ik bemerk ? * Vroeg de Heer Sperwr die al dadelijk zijnen man gevat had* ,, Tot in het overdreVene, mijnheer! Ut zo 4, Jezuit knnen worden, om mij zelven in die grondftellingen meer te Volmaken! Want buiten w deze eerbiedwaardige orde, is al onze onver- 4, draagzaamheid, op den keper befchouwd, maar ,, ftukwerk. ,, Mijnheer fpreekt moet ik zeggen voor treffelijk! Zulk eene taal had ik niet gedacht in dit huis te zullen hoorn: Want om er voor 44 uit te komen op uw hoofd, Mijnheer Knup-...”
16

“...Knuppelbusch f dat is het hem niet! De fekte, tot welke ik thans de eer > heb te behooren, heeft er niets tegen, dat gij denkt, redeneert, opmerkt en uit die opmerkia- 55 gen weder gevolgtrekkingen afleidt; maar zy Wil yerfta mij wel! zij vordert gebiedend, * dat gij en uwe gelijken zulks doet eenftemmig met haar; dat is, in haren zin en geest; zij ge.- j doogt niet, dat gij, in denkwijze, in gevoelens van haar verfchilt. ,, Staat mij toe, mijne Heeren! fprakJufvrouw Gronne, ~ de weduwe eens heelmeesters, en finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik ook eens eene aanmerking in het midden bren* ge! Hetgeen mijnheer Ossepoot daar voorom- 55 derftelt, is menschkundig nmogelijk. Het fpreek?- woord zegt toch: veel hoofden veel zinnen. Nu bevestigt de ondervinding, dat elk mensch zijne eigene wijze van .zien heeft: wie bewijst; ons derhalve, dat de Heer Ossepoot en de zijnen ,, uitfluitend wel zien beter, zien dan ande* M-ren? . * pa M Be*...”
17

“...s* de NEEF VAN CURASAO. Bewijzen ? Dat moet gij aannemen, Juf- vrouw Gronne 1 fprak de boekhouder. m Magtfpreuken, mijnheer Ossepoot! doen hier n n^ets af, hernam de Jufvrouw. Ik vraag maar: waarop grondt gij dit verbindend ge- r> zag ? Gij zult, op menfchelijke zaken, toch geene voorwaarde toepasfen, die alleen geldt....' Met uw verlof, Jufvrouw! viel de boekhou- der, die, om zich met- eer te redden,'er eerie krijgslist op bedacht had, haar in de reder jj Gij y> fpraakt daar van magtfpreuken. Dat in' liet wild fchermen, doet niets ter zake; ik houd van bon- dig redeneren; ik wil u mijn gefielde met eri fluitrede betoogen. * Verduisterd!.. Jufvrouw Gronne, daar zit y gij nu! fprak de Heer Knuppelbusch in zijrf handen fpuwende< - y, Zie eens! voer de Heer Ossepoot zich tot partij, wendende, voort: de zaak is ei- genlijk aldus gelegen : de * 'Heer Knuppel- n busch bij voorbeeld, denkt 'met "ns eri- ftemmig of-hij- denkt mt ons niet eeri- n ftemmig. Nu ftel ik- ht eerf gcvAl:...”
18

“...de gewone, menfeheljjke bevatting A> gaat 1 Dat zeg ik ook! fprak de Heer Knup- pelbusch. Wij moeten voet bij iluk hou- den. Ik heb toch anders mijn gezond oordeel ,, ook.... Daar holt gij weder heen!' hernam de Heer Ossepoot. Er komt hier geen oordeel, geen verftand te pas: dit bezit een boer ook. Gij moet niet redeneren; gij moet aannemen, vasthouden, ,, doordrijven.... . Ei, wat viel Jufvrouw Gronne hem in de rede. Zijt gij dan onfeilbaar?... ,, Ja! ja! riep de Heer Ossepoot, die ge- voelde, dat men de eer van zijn ftelil te na kwam.- / CA Het )...”
19

“...wis hij geen hoog- vlieger in; hij gaf er zich ook niet voor uit maar wilde zelfs wel Weten, dat hij, wat kunstkennis of fmaak betrof, niet bijster hoog timmerde. Doch, waar hij eignlijk een volflagen breekebeen in mogt heeten, - djt was in de kennis en beoordeeling van karakters : daar was hij nu maar geheel niet in te huis; de verkeering met menfchen was hem eene zee, waarin hij telkens op klippen fliet. Dit kwam ook veelal daarvan daan, dat hij ht doorgaans niet digt onder de kust hield, maar ge- woonlijk te fchielijk met de lieden van wal flak,en de wijde plas op ging, zonder te weten wlk volkje hij aan boord had: dat ging dan in' den beginne, heel plezierig, met eene ftijve labberkoelte voor den wind af! maar weldra veranderde de wind, en bons! daar zat de waaghals' dan, dikwijls eer hij zelf er om dacht, op eene bank verwaaid. Dan had hij het, uit den treuren, op het menfche- lijk hart geladen^ Dar is een fatanfche uithoek! gromde hij dan gewoonlijk. Vol vreemde bogten en ondiep-...”
20

“...waar hij zoo dagelijks onder het roken van zijne pijp en de zoete herinnering van vorige dagen, het voor hem vermakelijk gezigt van het IJ genieten, en onderhands zijn kieltje, dat telkens een dagje ouder begon te worden, tot de groote afreize zeil- vaardig maken kon, Eene gebeurtenis die Kapitein van der Stap ongemeen diep trof, bragt dit voornemen fpoediger tot rijpheid, dan het er anders toe zou gekomen zijn. De dood ontrukte hem zijne lieve huis- vrouw finds drie en twintig jaren de getrouwe ge- zellin zijns levens; zij was haren man, van Nieuw-* ork naar Curasao gevolgd, en tegen den invloed der luchtftreek van dat eiland misfehien min be- D 4 ftand,...”