1 |
|
“...omgang, partij
getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta-
fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe
te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om
zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland
in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas
te brengen.
Wat de aanleg dezer vertelling aangaat,
wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd;
men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak
der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en
paleizen, aan welker voltooijing jaren wordt ge-
arbeid: er zijn ook zomertentjes, welke men van
enig ligt latwerk daar te neder jlaat, waarin
men foms het felle fieken der zon ontwijkt, of
zich ,...”
|
|
2 |
|
“...brullen en
aangaan!
Jeneverlap ? ? .... Hoe meent UEd. dat ?
Wat hagel! baas, welk mensch die nuchter is,
houdt dus huis ? Het is, op mijne eer! of
er een hoop dronken matrozen den kreupelen
waard flaat.
Ik bemerk, ik bemerk het al. UEd. hebt mij
niet wel begrepen....
Zoo ? Is de arme duivel dan mogelijk niet
wel bij het hoofd ?
Ha! hi! ha! UEd. doet mij waarlijk lagchen.
Nu geloof ik, dat UEd. er een weinig kortswijl
onder laat loopen.
Kortswijl, baas? Ik heb het in mijne ge-
dachten niet.
* Nu! nu! al was dit zoo: geene zwarigheid
.. ook....”
|
|
3 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
3
ook UEd. neemt, hoop ik, niet kwalijk, dat
ik dit zoo zeg?
Och neen, baas! Maar ik begrijp niet, hoe
iemand, die nuchter en bij zijn verftand is, lief-
hebberij heeft om daar als een bezeten mensch te
tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een
helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge-
jank en gebrul?
Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft
te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En
mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat
daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit.
Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er
een woord van begrijp.
Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met
het treurfpel niet veel op te hebben.
Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko-
men. Spelen, ze daar boven dan komdie?
UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer
Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel.
Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder-
banden, dat zij, woensdag over veertien dagen,
denken te geven. Overmbrgen moeten zij het
ftuk weder ribbetcrtn. Als...”
|
|
4 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
5
kennis, die met zijne vrouw en hare zuster ge-
wis ook mede sjokt.
Derhalve vijf perfonen: dat maakt juist zeven
gulden, tegens acht-en-twintig ftuivertjes de per-
foon gerekend. Gelieft UEd. eens te zien;
hier zijn vijf lootjes. Op de eerfte bank in den
, bak komt UEd. naast malkander te zitten.
Zoo baas ?! Ik dacht, dat gij mij zoo even
, zeidet, zij fpeelden daar uit liefhebberij. Gaat
, dat ook al om de fpijkers?
Gelijk ik de eer had UEd. zoo even te zeg-
, gen: uit loutere liefhebberij. Maar UEd. gelieft
te begrijpen, de onkosten moeten er af: daar
zijn, bij voorbeeld, de muzikanten, de oppas-
fers, het licht: dit alles moet betaald worden,
n Gelukkig heeft een der leden, dat een verloopen
beunhaas in koren, maar voor het overige een
door en door knap mensch is, nog een legen
pakhuis-zolder, dien hij aan het gezelfchap in
gebruik geeft: anders kwam er de huur voor een
lokaal ook pog bij. Overigens: het. is dat
UEd. uit de West van daan, en dus zoo...”
|
|
5 |
|
“...welk chenie er in den jongen fiak;
zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim
s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot
t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la-
t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een
,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt*
s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken.
, Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel
it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet
te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ?
* Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge-
heelen dag uit, baas?
Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd.
,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb-
ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan.
,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot
kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op
,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar
het ding is niet zoodra in de wereld, of onze
Jojakim gaat aan het rollen; dan zien wij henj
foms in geer.e drie dagen weder; dat noemt de
,, Heer Ossepoot, uithollen, en zegt: dit is ajleij
,,...”
|
|
6 |
|
“...mijn goede baas! denk niet, omdat ik
dit zoo zeg, dat ik u de wet wil dellen, hoe
gij met uwen jongen leven moet. Neen, man!
al ben ik zelf kinderloos, zie! zoo wensch ik
toch met hart en ziel dat gij nog vreugde aan
hem moogt beleven. En heb ik mij misfchien
wat kras over hem uitgelaten, houd mij dat ten
goede! wij zeelieden nemen eenwoo.rd zoonaauw
nit....
Geene zwarigheid! geene zwarigheid, Heer
kapitein! Aan UEd, en uws gelijken, die met
die zaken minder bekend zijt, is dit toe te ge-.
ven, ik zeg altijd: onbekend zondigt niet. Maar
daar hebt gij dien lapzalver, hier vlak over in
de apotheek, dat noemt zich, nota bene! nog
wel lid van Felix Mierekis zulk een pillen-t
knoeijer,. vermeet zich, onzen Jqjakim openlijk
uit te jouwen en voor het lapje te houden! Dat
noem- ik, iemand in het openbaar te- pottris-,
s, truren
Nu, baas, doe, zoo als afgefproken is!
Gelijk ik beloofd heb, overmorgen avond ont->
m vangt UEd, den manteljas te huis, Maar.,.. met
A 5 uw...”
|
|
7 |
|
“...eh bien! Je Favoue,
cs gens sant mal lchs, mais. de bons poux,
traitables....
Oh / adorables !..,, Ma foi! ils ont de la
bonhommie!.., Maar, gij gaat mij telkens in
, den weg (laan, en belet mij in den fpiegel te
zien. Recules done un peu! Mijn garnituur i$
geheel en dsordre,
Vindt gij niet', dat dit bal-kostuum mij. lgant
ftaat?
Het kleedt u wel. Doch gij betaalt uwe blon-
, des fchreeuwend duur.
Madame perroquet is anders vrij civiel. Of-
- fchoon zij uw krippen kleedje norm hoog heeft
ge-...”
|
|
8 |
|
“...DE NEEF VAN CURASAO.
*?
Als dat dd£r geen einde neemt: fprak de
Deer Baldriaan Sperwer te midden der plegti-
ge voorlezing van de akte van protest eensklaps
ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal
vrij grimmig naar boven had gekeken; dan
zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet,
j, om den draak met mij te laten ftekeii.
Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie
zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen,
Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van
fchrik en bevreemding
9
9)
99
59
99
99
99
99
99
Wel! hoor maar eens dddr boven! Men
moet niet denken, dat men een kwaden jon*
gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief
kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau*
wen?
Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,*
j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig
doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel -
Hoor maar! nog houden zij immers niet op!
Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen-
lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim,
die. die..
Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering!
een guit...”
|
|
9 |
|
“...t8 DE NEEF VAN CEA£AO.
baar ambtenaar, in de uitoefening zijner eerbied*
,, waardige bediening te befpotten, hem over.
luid na te baauwen?.. Ik ben nu finds
dertig jaren aan de praktijk; maar, zoo iets
verregaands, is mij nooit overkomen dat zeg
ik u!. i
Ei lieve! Het is volftrekt niet op UEd. ge*
munt. Zij zijn dddr boven met Mahomet be-
s zig*
Met' Mahomet ?... Mahomet ? ... Knup-
plbusch zijt gij befchonken? of., of wat..
wat fcheelt u?
Het zal misfchien een oude kleerenjood zijn,
tdie z heet, en met wien zij dddr boven ruzie
hebben, merkte een der getuigen, die een
ongemeen fchrander man was, aan.
Mahomet is immers geen Joodfchc naam,
maar van Turkfchc afkomst? hernam de andere,
die zijnen makker geen haar in flimheid wilde toe-
geven.-
Turkfche of Joodfchc/ gromde de Heer Sper-
wer die nu eerst regt warm werd; terwijl hij
den bril reeds van zijnen neus afligtte, en de akte
weder in zijne brieventasch borg.
,, Wij zullen maar weder heen flappen, man*
,, nen! want, ronduit...”
|
|
10 |
|
“...duivel! dat zullen ze mij beta-
lenl.... riep de Heer Knuppelbusch, driftig
naar de deur loopende; terwijl de Notaris en ge-
tuigen die mede voor den dag kwamen, hem
nieuwsgierig volgden; en ook de huishoudfter met
de dienstmaagd, op het gerucht, naar voren kwamen
ftuiven.
Een vertederend fchouwfpel!..., Daar lag te
midden der ftraat, omringd door een anderhalf
honderd omftanders, de voerman van het brom-
mertje, hetwelk den Heer Sperwer had gebragt:
wordende onberedeneerd afgeklopt door een reus-
achtigen karei, wiens kruiwagen met eijeren en
augurkjes, het onderst boven, in de goot lag ge-,
worpen, en den ganfchen omtrek met eefte fterke
azijnlucht vervulde, Het voorval, dat tot dit
noodlottig tooneel aanleiding gaf had zich aldus
toegedragen. De voerman van het brommertje,
waarin de Jufvrouwen Knuppelbusch zaten, had
dien van het brommertje, dat den Notaris had ge-
B 4 bragt,...”
|
|
11 |
|
“...die hedendaags tot alle Handen en rangen
van adams nageflacht fchijnt doorgedrongen,
aller brein verhit, aller gemoederen heeft inge-
nomen! Hebben wij, in onze jeugd, ooit van
- brommertjes geweten! die naam was een
bastaardnaam in Amji&rdam, In een ftil en
nederig lleedje gezeten, lieten onze brave vade-
ren zich vreedzaam voortfjollen. Wat gmg dat
, ftatig, plegtig, eerbiedig langzaam! zonder
weidfche pracht of praalvcrtooning! zonder luid-
J ruchtig gerommel of opzienbarend gedruisch! ge-
heel iii den ftemmigen, bezadigden, hedachtza-
men...”
|
|
12 |
|
“...3DE NEEF VAN CRAQA. *9
s, De vent ftookt oproer! riep eene koopvrouw
in appelen, die onder den hoop van s mans toe-
hoorders ftond, uit.
' Hij zou wel Ridder willen zijn, hernam een
ander opmerker.
De ghek fthaat, zal k ghezond Zijn, hop de
nhije lhantharenS the fchmelen! merkte een
koopman in katoenen en neteldoek aan.
,, Een fpion!.. Een verkleed gens darme!..
,, Een dronken kafel 1 Fchreeuwden de ftraat-
jongens, die finds lang zulk een vetje niet ge-
had hadden, en wier oogen reeds gulzig op
s mans pruik te gast gingen.
Onder een daverend hoezee, nam de menigte den
Heer BaldrAan Sperwer plegtig in haar midden ,
en ving aan, een vrolijk patertje langs den kant
rondom zijn Ed. te danfen. - Om geene nieuws-
gierigen te lokken, die iemand op de handen kij-
ken, moet men zo iets te Amjlerdam en wel,
des avonds na zeven ure, in de altijd ledige Kal-
verftraat aanregten!.... Er is daar ginds, iets te
doen! Zie eens! hoor eens dat gejuich !.... In
een oogenblik vliegt alles uit!...”
|
|
13 |
|
“...te goed! zij ziet den Oploop
haderen. Daar komt al wer wat aan! roept
men ; en vlast op nieuwe bedrijven; dat is dzen
avond drie v,liegen in nen klap! eene vechtr
partij* een paard in eeiien kelder, en waf
het mooist is! ~ eene redevoering in het open-
baar met zang en dans achter aan! Afwisfeling
Van tooneel bevalt; zulke buitenkansjes vallen nief
alle dagen voor; en aan een dergelijk pretje heeft
men zich het hart in lang niet mogen ophalen;
Maar!
*, Er zijn dinaafs bij I en heeren Vafl het Ge~
j, regt! laat eene ftem Zich hooren. *
Dat is dood jammer! zegt mett; *, Het ple-
j, zier bgon n eerst regt aan te komen! Hef
4, moest nog een weinig geduurd hebben!
Nu begint er lucht te komen. De opeengepakte
menigte verfpreidt zich een weinig; er qntftaat
ruim-...”
|
|
14 |
|
“...zijn; terwijl de andere getuige intusfchen
een paard en toeflede ging beftellen.
Ik verklaar Ed verzekerde de Heer Os*
sepoot die als vreedzaam toefchouwer, gedurende
de ganfche vertooning, met den Heer Jojakim,
rustig uit het vender had liggen kijken: dat
,, mij het bloed in de aderen kookte. Uwe taal
,, uwe indrukwekkende rede deed mij eene onbe-
,, paalde achting voor UEd. opvatten. Helaas!...
,, onwaardig volk, dat z uwe wijsgeeren hoont!
9, Ik zag UEd. befpotten; ik zag een baldadig ge-
1 Peu*...”
|
|
15 |
|
“...34 DE NEEF VAN CURASAO.
peupel zijnen moedwil aan UEd. koelen, drt
moest uitroepen:
H Ontaard gedacht, dat op verlichting, vrijheid roemt I
,, Wie is hij die uw trots, uw wrevIen aard niet doemt ?
Watdurfc ge op menfchenwaarde, op volksvereediirtg
brallen!
Wat doft ge op.*. op,., op ...
Daar wilde mij geen gepast eindrijmwoord Voof
den geest komen J anders Zoude ik tr eehs een
fiksch ftukje op geleverd hebben.
Groote mannen ortderfcheiden elkander fpoedig. -*
Mijnheer ook ahti-liberdal naar ik bemerk ? *
Vroeg de Heer Sperwr die al dadelijk zijnen
man gevat had*
,, Tot in het overdreVene, mijnheer! Ut zo
4, Jezuit knnen worden, om mij zelven in die
grondftellingen meer te Volmaken! Want buiten
w deze eerbiedwaardige orde, is al onze onver-
4, draagzaamheid, op den keper befchouwd, maar
,, ftukwerk.
,, Mijnheer fpreekt moet ik zeggen voor
treffelijk! Zulk eene taal had ik niet gedacht in
dit huis te zullen hoorn: Want om er voor
44 uit te komen op uw hoofd, Mijnheer Knup-...”
|
|
16 |
|
“...Knuppelbusch f dat is het
hem niet! De fekte, tot welke ik thans de eer
> heb te behooren, heeft er niets tegen, dat gij
denkt, redeneert, opmerkt en uit die opmerkia-
55 gen weder gevolgtrekkingen afleidt; maar zy
Wil yerfta mij wel! zij vordert gebiedend,
* dat gij en uwe gelijken zulks doet eenftemmig
met haar; dat is, in haren zin en geest; zij ge.-
j doogt niet, dat gij, in denkwijze, in gevoelens
van haar verfchilt.
,, Staat mij toe, mijne Heeren! fprakJufvrouw
Gronne, ~ de weduwe eens heelmeesters, en
finds korten tijd het huishoudelijk opzigt bij den
Heer Knuppelbusch waarnemende; ,, dat ik
ook eens eene aanmerking in het midden bren*
ge! Hetgeen mijnheer Ossepoot daar voorom-
55 derftelt, is menschkundig nmogelijk. Het fpreek?-
woord zegt toch: veel hoofden veel zinnen. Nu
bevestigt de ondervinding, dat elk mensch zijne
eigene wijze van .zien heeft: wie bewijst; ons
derhalve, dat de Heer Ossepoot en de zijnen
,, uitfluitend wel zien beter, zien dan ande*
M-ren?
. * pa
M Be*...”
|
|
17 |
|
“...s* de NEEF VAN CURASAO.
Bewijzen ? Dat moet gij aannemen, Juf-
vrouw Gronne 1 fprak de boekhouder.
m Magtfpreuken, mijnheer Ossepoot! doen hier
n n^ets af, hernam de Jufvrouw. Ik vraag
maar: waarop grondt gij dit verbindend ge-
r> zag ? Gij zult, op menfchelijke zaken,
toch geene voorwaarde toepasfen, die alleen
geldt....'
Met uw verlof, Jufvrouw! viel de boekhou-
der, die, om zich met- eer te redden,'er eerie
krijgslist op bedacht had, haar in de reder jj Gij
y> fpraakt daar van magtfpreuken. Dat in' liet wild
fchermen, doet niets ter zake; ik houd van bon-
dig redeneren; ik wil u mijn gefielde met eri
fluitrede betoogen.
* Verduisterd!.. Jufvrouw Gronne, daar zit
y gij nu! fprak de Heer Knuppelbusch in zijrf
handen fpuwende< -
y, Zie eens! voer de Heer Ossepoot zich
tot partij, wendende, voort: de zaak is ei-
genlijk aldus gelegen : de * 'Heer Knuppel-
n busch bij voorbeeld, denkt 'met "ns eri-
ftemmig of-hij- denkt mt ons niet eeri-
n ftemmig. Nu ftel ik- ht eerf gcvAl:...”
|
|
18 |
|
“...de gewone, menfeheljjke bevatting
A> gaat 1
Dat zeg ik ook! fprak de Heer Knup-
pelbusch. Wij moeten voet bij iluk hou-
den. Ik heb toch anders mijn gezond oordeel
,, ook....
Daar holt gij weder heen!' hernam de Heer
Ossepoot. Er komt hier geen oordeel, geen
verftand te pas: dit bezit een boer ook. Gij moet
niet redeneren; gij moet aannemen, vasthouden,
,, doordrijven....
. Ei, wat viel Jufvrouw Gronne hem in de
rede. Zijt gij dan onfeilbaar?...
,, Ja! ja! riep de Heer Ossepoot, die ge-
voelde, dat men de eer van zijn ftelil te na kwam.-
/ CA Het
)...”
|
|
19 |
|
“...wis hij geen hoog-
vlieger in; hij gaf er zich ook niet voor uit maar
wilde zelfs wel Weten, dat hij, wat kunstkennis of
fmaak betrof, niet bijster hoog timmerde. Doch,
waar hij eignlijk een volflagen breekebeen in mogt
heeten, - djt was in de kennis en beoordeeling
van karakters : daar was hij nu maar geheel niet in
te huis; de verkeering met menfchen was hem eene
zee, waarin hij telkens op klippen fliet.
Dit kwam ook veelal daarvan daan, dat hij ht
doorgaans niet digt onder de kust hield, maar ge-
woonlijk te fchielijk met de lieden van wal flak,en
de wijde plas op ging, zonder te weten wlk volkje
hij aan boord had: dat ging dan in' den beginne,
heel plezierig, met eene ftijve labberkoelte voor
den wind af! maar weldra veranderde de wind,
en bons! daar zat de waaghals' dan, dikwijls
eer hij zelf er om dacht, op eene bank verwaaid.
Dan had hij het, uit den treuren, op het menfche-
lijk hart geladen^
Dar is een fatanfche uithoek! gromde hij
dan gewoonlijk. Vol vreemde bogten en ondiep-...”
|
|
20 |
|
“...waar
hij zoo dagelijks onder het roken van zijne pijp
en de zoete herinnering van vorige dagen, het
voor hem vermakelijk gezigt van het IJ genieten,
en onderhands zijn kieltje, dat telkens een dagje
ouder begon te worden, tot de groote afreize zeil-
vaardig maken kon,
Eene gebeurtenis die Kapitein van der Stap
ongemeen diep trof, bragt dit voornemen fpoediger
tot rijpheid, dan het er anders toe zou gekomen
zijn. De dood ontrukte hem zijne lieve huis-
vrouw finds drie en twintig jaren de getrouwe ge-
zellin zijns levens; zij was haren man, van Nieuw-*
ork naar Curasao gevolgd, en tegen den invloed
der luchtftreek van dat eiland misfehien min be-
D 4 ftand,...”
|
|