Your search within this document for 'dui' resulted in three matching pages.
1

“...durf ik u echter niet wel bepalen, uit hoofde ik de gelegenheid om weg t komen, als ter vlugt zal moeten waarnemen, daar mijne tante, volgens den raad van ons Bet- je van alles onbewust moet blijven, aangeziea zij anders geene middelen ongebezigd zoude laten, om mij het vertrek uit haar huis ondoenlijk te ma- ken. Ziedaar, lieve vriendin! eene bekentenis, welke ik u niet verzwijgen mag. Bij mondelinge opheldering van een en ander zal u alles, wat tot mijn tegenwoordig lot betrekking heeft meer dui- delijk worden De tijd gebiedt mij intusfehen, wil ik niet door mijne tantp verrast worden, dezen brief te fluiten. U te zeggen, lieve, geachte vriendin! hetgeen mijn hart voor u gevoelt, kan ik niet; maar ik eindig dezen, in de hoop van u en uwe waardige ouders eerlang in perfoon te omhelzen, en in uwen gelukkigen kring het leed te leeren ver- geten dat ik nu anderhalf jaar zoo fmartelijk heb verduurd. Tot zoo lang dan, lieve Koosje! zeg ik u minzaam vaarwel, verzoek u, uwe geerde puders m...”
2

“...hebben aangefcheld naar bo- ven. De kamers van Chrisje moet gij we- ten, worden van die welke Mevrouw Palon- imer bewoont, flechts door een gangportaal ge- fcheiden; terwijl de gemeenfchappelijke ingang, die naar boven geleidt, het bovenhuis in tween ver- deelt. Ik bevond mij nog in het opgaan en op den trap, toen jk eenig gerucht ontwaarde, dat mijne opmerking wekte en duidelijker werd, naarmate ik hooger, kwam; het was eene klagende vrouwedem , die mij niet geheel n bek end fcheente zijn. Dui- delijk onderfcheidde ik, dat het gerucht bij Me- vrouw Palonnier te huis behoorde; de nieuws- gierigheid verdubbelde mijne aandacht; ik luisterde met gefcherpte opmerkzaamheid, en liep zachtjes de nog overige trappen op ; den adem inhoudende, om des te beter, te kunnen hooren: want ik was waarom zou ik dit verhelen? brandend nieuws- gierig wat er gaande mogt wezen, en wel voor- namelijk, dewijl mijne belangdelling in het lot der jonge onbekende, ,welke, ik daar ontmoet had, er bij in het fpel-...”
3

“...DE NEEF VAN CURASAO, tfx gevraagd hadden, of Mevrouw zich te huis be- vond, dat ons toeftemmend beantwoord werd, be- gaven wij ons naar boven en werden in eene fraaije voorkamer geleid. Ik zag twee vrouwen aan eene ronde thea-tafel zitten; mijne blikken zochten Hen- RiTTA en ja', Maurits daar zat zij, dui- delijk herkende ik, bij de. ichsmering, hare ge- ftalte; zij was- het, zij, wier beeld mij, gedu- rende de vijf jaren mijner omzwerving, als een vriendelijke befchermgeest had blijven omzweven; wier aandenken mij in mijne Siberifche gevangen- fchap tot troost en opbeuring had verftrekt en mijne hoop onder al de rampfpoedige gebeurtenis- fen van dien tijd, had levendig gehouden; en hoe vond ik haar weder!.,, ik hield mijn oog on- bewegelijk op haar gevestigd. Maurits !,.. zoo Verplet ftond ik voor de vijandelijke batterijen bij Polotzk, z6'6 voor de ingeftorte bruggen, die aan de Berezina alle onze hoop verwoesteden niet J Een wenk van Boone deed mij van mijne ver- flagenheid bekomen...”