Your search within this document for 'dor' resulted in one matching pages.
1

“...153 DE fokt# VAN CRAgAi Sait wij toch gedurende dn winter, die op Handen was, wanneet de fatriiii Hoogbrand gelijk gij weet, zich in de ftad bevindt vaak bij elkander konden zijn. D tijd vah ons vrttek naar de ftad begon met rasfche fthredn te naderen; Henrictta liet gee- ne gelegenheid voorbij gaan om aan mij te fchrij- ven. Op zekeren tijd ontving ik enen brief van haar, pgevuld met kiagten oVef de kwade behan-s deling welke haat dor hare tante Werd aange- daan $ iij telde ichreef zij mij de uren tot inijne komst in de ftad. Ook ik verlangde ditmaal Vurig, dddr te zijn. Doch het werd, daar wij eer fchoon najaarsweder hadden, hg in het laatst van October eer wij de buitenplaats verlieten en de Winterkwartieren gingen betrekken. Ik was naauwelijks in de ftad of begaf mij naaf Henrietta. Zij vloog mij fehreijend te gmoe en weende luid fnikkend aan mijnen hals. Al had stij mij ook te Voreh niet gefchreven, zoo dat ik niets van haren toeftand geweten had, dan zou ik echter uit de kleeding...”