| 1 |
 |
“...4
DE NEEP VAN CURASAO.
een vrolijk Pukje zijn, feldrement! waarbij men
zijn hart eens kan ophalen met lagchen: weet
gij, baas, zoo als ze in onze jeugd fpeelden,
Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van
Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle-
naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke
grappige Pukken; die deden een mensch den le-
ver nog eens fchudden.
f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor-
gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit
zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn:
want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en
blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be-
fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst.
Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar,
kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er
gulweg gebruik van maken.
UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien-
den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we-
ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb-
ben.
Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4.
Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat...”
|
|
| 2 |
 |
“...DE NEEF VAN CURAQAO. 125
,. UEd. bedoelt immers dien Heer in een don-
kerbruinen rok, een klein pakjen onder den arm
dragende? Mevrouw had een paarsachtig kleedje
aan .
Ja Wel! dien bedoel ik. Zonderling!; ., zij
,, hadden toch beide, naar ik meen, de vracht tot
Utrecht betaald. Niet waar, Schipper ?
Ja*, Mijnheer! zij hebben voor de geheele veis
voldaan, antwoordde. de Schipper, die dit ge-
fprek in den ftuurftoel hoorde.
Dan hebben zij waarfchijnlijk dit geld er daar-
na dubbel uitgehaald, zoodat zij de reis te Nieu~
verfluis reeds hebben opgegeven !fprak de laatst-
gekomene.
Wat wilt UEd. daarmede te kennen geven ?
vroeg de oude Heer, nieuwsgierig.
Zoude er eene rif in zee fchuilen? liet Kapi-
tein van der. Stap er op volgen.
Hoort, mijne Heeren! was het antwoord.
Die Heer en Mevrouw van wie gij fpreekt, zijn
twee listige bedriegers, die elders hunne rol heb-
ben uitgefpeeld, en nu finds eenigen tijd zich
in den omtrek der hoofdfiad ophouden, alwaar de
volkrijkheid...”
|
|