1 |
|
“...een zeer onverfchilligen toon aannemende: ,, Mis*
fchien reeds gehuwd of.... .
w Eene fraaije grap! ha! ha! gehuwd zegtgij?____
. Doch zeg eens Renbekg! hebt gij niet, voor-
heen, een kleinen liefdesroman met dat meisje
gefpeeld ? Ja, ja, ik herinner mij zoo iets'....
Maar gij zoudt'mij zggen, waar....
' ' Waar ziJ uithangt, meent gij? Op mijne
eer! dat raadt gij nooit. Het vrome kind is bij
eene allerlieffte tante verzeild geraakt. Verd.... *
wie had het van het dochtertje van onzen Domi-
n kunnen droomen! Zoudt gij wel gelooven ,
dat Jufvrouw Henritta zich hier in de leer
bevindt bij Mevrouw Palonnier, van wie Ka-
pi-...”
|
|