1 |
 |
“...beordeellaars in
het vak. Maar er ontftaat op nieuw een vrees-
felijk geweld in de gehoorzaal, De geest des kwaads
en des oproers fchijnt, heden avond, met eepig?
kwaadwilligen onder de toefchouwers te hebben
zaamgezworen, om dezen tempel der kunften en
der vriendfchap tot eene fchouwplaats der afzigtige
tweedragt te verlagen; of, gelijkt Kapitein van
der Stap zich uitdrukt, het fchijpt, dat zy
het hier, heden avond, op eene vechtpartij hebben
toegelegd en kortjan voor den dag moet komen. r
Doch, dank zij den ijver en der vredelievendheid
des beftuurs! De voorzitter wordt, door hetzelve
gemagtigd, om met zijnen invloed tusfchen beide
te komen, en op nieuw zijn gezag te doen gelden.
Nhol what his dhat dhagr wbecr for heep
fchlamaszel, Mosis? is s mans vraag j terwijl
hij uit zijne loge treedt,
What...”
|
|
2 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO.
m
HENRiTTA Dalman aan Jakoba Verschuil.
Deventer den 23ften April 18.
Mejufvrouw en Hooggefchatte Vriendin!
Waarmede zal ik zoo vele goedheid, als door
UEd. en uwe geerde ouders jegens mij, onbekende,
wordt aan den dag gelegd, beantwoorden? Waar-
lijk ik heb geene woorden, om u mijne dank-
baarheid uit te drukken. Ik kan niet anders, dan
u bij voorraad de innigfte dankbetuiging van mijn
getroffen hart aanbieden. Uw zoo vriendelijke en
uit het hart gefchrevene brief roerde mij innig ; tot
mijne blijdfehap zag ik daaruit, dat er nog goede,
menschlievende harten zijn, welke zich mijner aan-
trekken ; en ik dank den Hemel, die mij deze be-
fchermengelen op mijnen levensweg toefchikt. In
antwoord op uwe geerde letteren dient, dat ik
befloten heb van uw lief en gulhartig aanbod be-
leefd gebruik te maken. Haast hopen wij elkander
dus van aangezigt tot aangezigt te leeren kennen
en onze vriendfehap, reeds zoo als UEd. wel
zegt in het hart gemaakt, door den perfoonlij-
ken...”
|
|
3 |
 |
“...a4 DE NEEF VAN CURASAO,
foort van fierheid, blijft bejegenen: niettegen-
ftaande zij wel begrijpen kan., dat het haar thans
zeer kwalijk yoegt, voor mij en mijne gelijken,
,, die immers wel weten wie zij is, de rol van
een onfchuldig meisje te fpelen.
Ik konde Boone niet geheel ongelijk geven,maar.
moest hem bovendien voor de gegevene i inlichting
dank zeggen. ~ Grievend fpijt het mij intusfchen,
dat ik niet-onthouden heb, waar Jufvrouw Gronne
mij gezegd heeft, dat zij als huishoudfter woont;
zij heeft mij den Heer, bij wien zij In die betrek-
king is, opgenoemd; het moet ergens in de Kal-
verftraat zijn; maar deze is zoo uitgeftrekt; waar
zal ik Jufvroiiw Gronne navragen, dewijl het
daarenboven hier te Amjlerdam niets zeldzaams is,
dat men zijne naaste buren niet eens kent. Hoe
zou deze brave vrouw opzien, wanneer zij mijne
ontmoeting vernam en ik, haar mededeelde, dat
Henrictta werkelijk degene is, welke zij reeds
een paar malen in gezelfchap van Mevrouw Palon-
tcier heeft aangetroffen...”
|
|
4 |
 |
“...DE NEEF VAN CURASAO. *15
5 erst i de gelegenheid, u het uwe terug te ge-
tt Ven; waarom ik u verzoek...
Eilieve ik bid u, heeft dit Zulk eene
51 haast! hernam ik j en Voegde er ichertfend bij i
Zoude ik Voor eehe Vriendin van mijnen neef
5i Alt niet zoo veel krediet over hebben!
moet u, nogmaals, Van harte dank zeg-
5i ge Mijnheer Burnagel ! vervolgde zij:
55 Gij zijt te heusch jegens mij, om u niet in ver*
55 trouwen te bekennen dat ik mij zo even in
* een zeer pijnlijken toefiand bevond: zohder uwe
5 Vriendelijkheid had ik waarlijk niet geweten, ho
i het te Reilen.. .*
5i O! zwijg daarvan, MejufvrouW! Maar,
,i mag ik Vragen, ik hoorde , toen wij te
55 Mdarsfeh waren, zeggen, dat gij te Amjlerdam
niet bekend waart 4
55 Neen, Mijnheer! Ik ben er Rechts eenmaal
5i geweest $ dit is al eenige jaren geleden 5 doch
daarvan Raat mij Weinig mr Voor.*
5 En gij als ik niet te onbefchiden
55 vraag! Ver in de Rad zijn ? of Wordt gij aart
de fchuit afgehaald ?*
* ik moet wezen bij den Heer...”
|
|
5 |
 |
“...plaatfen.
Foei, Mijnheer! handelt z de man, die nog voor-
*5 wendt achting voor deugd en godsdienst te voe-
y, den? O! indien gij nog niet zoo diep gevallen
y> zijtj als uwe handelwijze met mij fchijnt aan
den dag te leggen, dan vraag ik aan uw eigen
M gevoel: wat kon u bewegen, om een ongeluk-
kigj ouderloos meisje, onder het voorkomen van
vriendfchap, zulke lagen te leggen? Doch, ik
weet wel, dit heet bij u en uwe gelijken: ro-
mantaai en femelarij; gij lacht daarmede. Maar
den Hemel zij dank, dat ik nog niet zoo laag
zonk, om deze denkbeelden voor herfenfchim-
men te houden! Ik doe u door dezen weten,
dat ik het fchandelijk huis, waarin gij mij bragt,
verlaten heb; en mij thans bij brave men-
fchen bevind, die mij tegen alle vervolging, van
uwen kant zullen *weten te befchermen. ____ Ik
| ||| echter-bedacht geweest, mijne tasch ten huize
van uwe vriendin Palonnier te laten. Daarin
y, bevinden zich een zilveren breikoker, fchaar
en knipje, een gouden' tui / en vingerhoed;...”
|
|
6 |
 |
“...voort te gaan. De voerman is de eerfte,
die | na volkomen van den fchrik herfteld te zijn ,
het huis van den vriendelijken Heer verlaat, en nu
zijne paarden en zijn rijtuig, welke in dien tijd door
eene menigte nieuwsgierigen omfingeld ftonden,
naar een gefchikten ftal geleidt, werwaarts eenige
ftraatjongens hem den weg wijzen',
Op zijne beurt verlaat nu ook Kapitein van der
Stap met zijnen redder, den Officier en Robbetje
het huis van den hupfchen Jood; en zegt den be-
fcheidenen man hartelijk dank voor zijne deelne-
ming, welke hij jegens hen betoond heeft. Een
kruijer wordt befteld, die des Kapiteins kofferva-
lies, hetwelk men van achter de fourgon heeft af-
gebonden, naar het huis van Prouwelman be-
zorgd. De Officier vergezelt zijnen vriend, den
zeeman, een klein eind wegs; maar aan de Muider-
ftraat gekomen zijnde, moet hij affcheid van hem.
nemen.; en hoe Kapitein van der Stap bij den
jongeling moge aandringen, dat hij mdega en het
middagmaal bij hem neme, hij moet zich veront-
fchuldigen...”
|
|