Your search within this document for 'dan' resulted in 188 matching pages.
 
1

“...I VOORBERIGT. J^e kleinigheid, welke ik mijnen Landgeilooten aanbied, is de vrucht van epne proeve, door mi* in den luimigen fchrijftrant genomen, en beflemd tot eene uitfpannings-lektuur in verlorene oogen- blikken en bij gebrek aan betere bezigheid< Er is misjchien wel geen vak in onze Neder duit- je he Letterkunde, waarvan de bewerking aan zoo veel moeijelijkheid onderhevig is, als het luimig genre; het is deze joort van lekt uur, die, meer * a dan 2...”
2

“...vi VOORBRIGT. dan eene andere, hare eigene zwarigheden heeft) . zij die jnet den aard en het taaleigen onzer moe- dertaal zijn bekend, zullen mij deze aanmerking gereedelijk toeftemmen, welke ik daarom hier voor- af zend, omdat ik wensch, dat zij bij de beoordee- ling van dit werkje niet uit het oog verloren moge worden. Ik vind mij Verpligt hier eene aanmerking te Voorkomen, die mogclijk door den eehen of anderen melancholicus of fplint er kijker zou kunnen te berde gebragt worden, oip ihet gebruik, dat ik gemaakt heb van zekere uitdrukkingen, die ik aan eenige perfonen in mijnen Neef van Curacao in den mond gelegd heb, alsof ik daarmede ten oogmerk zou gehad hebben, om onze Landgnooten Van dt Jod- fehe belijdenis in een bltgchclijk daglicht t Jlit- h)i. Niemand kan voorzeker meer Van dit denk- beeld gruweni dan ik; zoo fit en zoo hevig het affchuweUjk vooroordeel vtrfeijn, hetwelk lieden van eene andere belijdenis, ten voor- werp van befpotting wlaetkt; ch ik verklaar, dat het mijl innig...”
3

“...V O O R B s m ,G T. vu fft cenc zoo. om'aardige handelwijze in Jlaat kande Qordcelen. J)och elk, die niet geheel vreemdeling in Amftcrdam, en met de Amfterdamfche zeden niet onbekend js, zal gevoefen 9 dtft ik van dat kluchtig patois, jargon of hoe meti het noemer} w\lx alleenlijk gebruik gemaakt heb x om hier en daar een koddig tooneeltje meer in deszelfs karakteristiek licht te doen uit komen. Tot hetzelfde einde heb ik, nu ert dan, van den Gelderfchen tongval en fs>m~ mige fpraakw ondingen elders in omgang, partij getrokken ; in de meent ng, dat, daaf ik mijne ta- fereeltjes meest op den vaderlandfthen bodem doe te huis behoor en, het mij ook zoude v rijftaan, om zeden, fpraakgebruik, enz, welke in ons vaderland in zwang zijn, waar ik die noodig had, te pas te brengen. Wat de aanleg dezer vertelling aangaat, wel is waar, het gebouw is losjes opgetimmerd; men zoeke daar binnen niets wat den kunstfmaak der kenners kan ftreelen. Doch er zijn huizen en paleizen, aan welker voltooijing jaren...”
4

“...* DE NEEF VAN CURASAO. it o He! dat is nog maar een klein ftaal. Neen! dan moest UEd. het, verleden zondag avond, eens hebben bijgewoond: toen bleven de lieden op ftraat voor de deur Haan. Maar wat is dat dar. toch voor een fatans- n geweld? Zulk vloeken heb ik nooit op een oor- logfchip gehoord. Het is mijn zoon jojakim, om UEd. te die- nen, met onzen boekhouder, den Heer Osse- poot. < V 3, Wel baas! dan beklaag ik u in mijne ziel. ,3 He!? Mag ik vragen, hoe zoo? Dat gij zulk een jeneverlap van een zoon hebt. Hoor mij zulk een vent eens brullen en aangaan! Jeneverlap ? ? .... Hoe meent UEd. dat ? Wat hagel! baas, welk mensch die nuchter is, houdt dus huis ? Het is, op mijne eer! of er een hoop dronken matrozen den kreupelen waard flaat. Ik bemerk, ik bemerk het al. UEd. hebt mij niet wel begrepen.... Zoo ? Is de arme duivel dan mogelijk niet wel bij het hoofd ? Ha! hi! ha! UEd. doet mij waarlijk lagchen. Nu geloof ik, dat UEd. er een weinig kortswijl onder...”
5

“...hebberij heeft om daar als een bezeten mensch te tieren. Hoor, hoor mij nu toch zulk een helsch leven eens! Wat beduidt dan dat ge- jank en gebrul? Dat gejank en gebrul, gelijk UEd. het gelieft te noemen, is zoo veel aK dikkelenteren. En mijn zoon en de Heer Ossepoot zeggen, dat daar eigenlijk het hooge van de kunst in zit. Kunst ?!.... Ik wil gekielhaald zijn, als ik er een woord van begrijp. Naar ik meen te bemerken, fchijnt UEd. met het treurfpel niet veel op te hebben. Treurfpel?.... Nu begin ik er achter te ko- men. Spelen, ze daar boven dan komdie? UEd. moet weten, onze jojakim en de Heer Ossepoot zijn beide op een liefhebberij-tooneel. Op dit oogenblik hebben ze een treurfpel onder- banden, dat zij, woensdag over veertien dagen, denken te geven. Overmbrgen moeten zij het ftuk weder ribbetcrtn. Als UEd. plezier hebt, om de vertooning bij te wonen, dan gelieft UEd. maar te fpreken, en er zijn altijd lootjes te uwer befchikking. Neen, baas! zij moeten mij met geene treu- righeid...”
6

“...onze jeugd fpeelden, Krelis Louwen, Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho, en dan had men nog: de Wiskunjle- naars, de Bedrogen Officier, en meer zulke grappige Pukken; die deden een mensch den le- ver nog eens fchudden. f Ei lieve! dat komt kostelijk. Zij zullen mor- gen avond den Neef van Guadeloupe geven: dit zou dan juist een kolfje naar uwe hand zijn: want ik hoorde mijn zoon zeggen, dat het en blijfpel was. UEd. hebt derhalve maar te be- fchikken, er zijn lootjes tot uwen dienst. Wel baas, dat aanbod is vriendelijk. Maar, kom aan! daar gij zoo goed wilt zijn, zal ik er gulweg gebruik van maken. UEd. zult toch waarfchijnlijk, een paar vrien- den willen medenemen? Ik vraag dit, om te we- ten, hoe veel lootjes UEd. verlangt te heb- ben. Sakkerloot! baas, dat is nu al te beleefd. 4. Eene kleinigheid!.... Ik wenschte in Paat te zijn, UEd. meer plezier te kunnen doen. Nu! daar gij dan toch zoo vriendelijk zijt, zal ik er maar geene pligtplegingen langer om maken....”
7

“... het dan zoo verkiest, zal ik maar i, zoo vrij zijn, om het op te ftrijkn. ,, Maar, drommels! baas, eer ik dit vergeet 3 waar moeten wij nu morgen avond zijn? op het Leidfche plein? Lieve Hemel! die van het Leidfche plein is er de Oude Fier Kronen bij. Weet UEd. de Vinkenbuurt? Als men daar naar het pakhuis het Oude Limoentje vraagt, dan helpt een klein jodenkind iemand op den weg. ,, Splt w zoon morgen avond ook mede? Ik vraag wel verfchooning! Die dot aan het blijfpel niet: het. treurfpel is eigenlijk zijn vakj en daarin, dat durf ik zonder grootfpraak zeg- gen, zoekt hij zijns gelijken nog. Ja'! ik beleef plezier aan den jongen. Kijk! UEd. gevoelt,hij beftaat mij te na om hem te prijzen: maar ik ,, verzeker UEd., onze Snoek heeft zijnen man in hem gevonden. Zulk fplen als van onzen ,, Jojakim is nooit in Amjlerdam gezien: daar (laat elk over verrukt. Die van' onzen ftads Schouwburg mogen er den hed voor af nemen, 4, of mijn naam zal geen Knuppelbusch zijn! , Dan...”
8

“...7 ,, Dan moet uw zoon een vlugge vent zijn. Over dag aan het kleermaken, en des avonds komedie fplen: hoe houdt een mensch het uit! Mijn zoon aan het kleermaken ?.. Neen! daar werd onze Jojakim niet voor in de wieg gelegd. UEd. zoudt niet gelven welk een vernuft er achter fteekt. Hij maakt.... wacht eens! hoe drommel heeten ze ook?. .Ja, nu kom ik er op j ^ hij maakt ook At*... Aithij.. dithyramben. Seldrement! baas, die dingen heb ik in mijn leven niet hooren noemen. Wat is dat voor tuig? . Om UEd. de waarheid te zeggen, hpt is mij ook te hoog: ik verfta ze niet. Maar onze boek- houder, de Heer Ossepoot die zelf aan het vak doet, zegt dat het een verbazend diepzinnig werk is; althans dat het een karei moet zijn, die ze maakt. Dan is dat misfehien zoo veel, als zijne eigen- lijke kostwinning? Och neen! bloot liefhebberij. UEd. begrijpt, geld verdienen ze er niet mde; het gefchiedt uit fmaak uit zucht voor de wetenfehappen, zoo als de Heer Ossepoot dat noemt. Als hij er dan een goed...”
9

“...zulk alledaagsch werk was voor onzen Jojakim s5 niet gefchikt. Daarom raadde de Heer Ossepoot t ons: wij moesten de natuur flil haren gang la- t> ten 5 dan zouden wij nog eens zien, welk een ,, groot man er van den jongen zou te voorfchijt* s, komen. Niemand zou het achter hem zoeken. , Zoudt UEd., die een oud zeeman zijt, wel it kunnen gelooven, dat hij op een haar na weet te zeggen, waar Engeland op de kaart ligt ? * Maar wat voert zulk een ledigloop,er den ge- heelen dag uit, baas? Lediglooper?------ Beware de Hemel! UEd. ,, gevoelt toch: zoo iemand moet verpoozing heb- ben; de boog kan niet altijd gefpannen Baan. ,, lk verzeker UEd., dat wij het in den middagpot kunnen zien, als er zulk eene dithyrambe op ,, het touw is: dat moet paardewerk zijn Maar het ding is niet zoodra in de wereld, of onze Jojakim gaat aan het rollen; dan zien wij henj foms in geer.e drie dagen weder; dat noemt de ,, Heer Ossepoot, uithollen, en zegt: dit is ajleij ,, vernuften eigen, ,, Sak,...”
10

“...DE NEEF VAN CURASAO. i1 ,, te noemen!.... De onbefchaamde! het was, als deed hij het er om; dat ging, oin het andere woord, baas! Ma foil baas!!.... ik ben gen- ,, digneerd. Niet meer 'dan ik: en sois sr, ma steur / fprak Jufvrouw Juliette des Heeren Knuppel- busch, jongde telg, die niet hare zuster Hor- tense in eene aangrenzende kamer gezeten, het gefprek, dat tusfehert haren vader en Van der Stap in het fpreekvertrek plaats had, gedeeltelijk had afgeluistei-d, en nu ook het geprangde hart wilde lucht geven. Maar, vervolgde haar Ed. is dat ook zich exprimeren, vis d vis zulk een individu'!' Je tai dit cent fois : papa pretendeert verftand te hebben; maar hij taleert geen grein ducatle, de man heeft geeri manire de yivre. 4, Hebt gij die bxpressien 'gehoord?... Je le repte, j, ma steur, waarachtig! papa heeft geene men- ,, fchenkenms; c'est un homme sans fagon, een man, die zijne familie ridiculiseert. Het cha t, grineert iemand, aan zulk eenen mensch gepa- renieerd te zijn;...”
11

“...DE NEEF VAN CURASAO. 13 gefield: ik zag zeventig gulden op de rekening ,, ftaan. Gij droomt! Hare winkeldochter raadde het dubbeld van den prijs; hoewel.... Maar,... mijn hemel!, que yois-je? is daar het brommertje reeds? Zie eens! te pendule wijst even zeven , ure! Het is toch heden avond geen. th dan- ,y sant?" Het is voorzeker te vroeg befteld: men zal op het dingsdags concert gerekend hebben. Giste- ren avond werd het half negen ure, wij waren de laatften in het casino. Het brommertje! Kinderen! daar is het brom- , mertje! riep de Heer Knuppelbusch, van uit de zijdkamer, zijne dochters toe. Jan !... Kees !... Paulus !'.,'. Waar zitten mij die Sa- tanfche jongens nu weder! Er is er niet n aan den winkel. Vervloekte fpitsboeven!------ Jakomijn fpoedig! kom eens naar voren! daar is het brommertje! maak het portier eens open! de jonge Jufvrouwen moeten naar het bal!..... Hortense !.... Juliette !.... hebt gij het ,, gehoord? .... Nous voila! mon papa! nous voilh! zei-...”
12

“...4 DE NEEF VAN CURASAO. in cenen adem': Maar, waar blijft toch de meid? Slof, Hof, flof! ging het door den gang.... daar was de meid al, levensgroot! Hooft gij dan niet, Jakomijn! hetgeen papa u beval ? beet Jufvrouw Hortense de dienst- maagd vrij fpitsvinnig toe. Gij zijt toch altijd een doof fchepfel, Jako, ,, mijn! voegde Jufvrouw JuLiETTExer in gram- me woede bij. ,, Wij zullen zelve nog hef portier moeten openen Ik had mijr>c pantoffel in den gang verloren, jonge Jufvrouw fprak de floof., en wilde, toen zij het rolkoetsje in het oog kreeg, dadelijk naar het portier ijlen. Haal eerst de parapluie eens, van achter de trapdeur van daan! gebood de Heer Knuppel- busch aan de meid, haar terug wijzende. Ziet ,, gij dan niet, hoe hard het regent?. En de jonge Jufvrouwen hebben hare dansklecdjes aan! zij ,, kunnen, door zulk een weder, niet over de floep gaan, of worden druipnat. De meid gehoorzaamde. De Heer Knuppel- busch begaf zich voor, aan de hhisdeur, om den voerman te...”
13

“...l6 DE NEEF VAN CURASAO. uit Louviers, welke den Heer Knuppelbuscii , dien morgen, van het kantoor der gebroeders L. en M. Ruijvenaar ter verering was aangeboden, doch waarop zijn Ed., om redenen hem en den Heer boekhouder Ossepoot grondig bekend, de voldoening ter fomme van drie honderd acht en veertig guldens Nederlandsch geweigerd had. ,, Maak dan, toch het portier open, dat wij uit den brommert komen! gromde de notaris. Ik kan immers, in dit wandelend pothuis, geene akte pasferen. De Heer Knuppelbusch maakte eindelijk, met behulp van den voerman, zelf het portier open: waarna de notaris en getuigen uit het rolkoetsje flapten en, onder het ftatig gevolg der dienstmaagd, die als een oud burger-vaandrig het regenfcherm om- hoog hief, door den Heer des huizes werden naar binnen geleid. De jonge Jufvrouwen' Knuppel- busch, die zediglijk in de zijdkamer verfcholen zaten, lieten, toen zij den Heer Sperwer za- gen binnen treden, behendig de glasgordijn vallen, om niet door zijn Ed. te...”
14

“...der plegti- ge voorlezing van de akte van protest eensklaps ophoudende, nadat hij bereids een- en andermaal vrij grimmig naar boven had gekeken; dan zal ik er moeten uitfcheiden. Ik kom hier niet, j, om den draak met mij te laten ftekeii. Wat ?. Hemel! Mijnheer Sperwer wie zou, in mijn huis, zoo iets durveii doen, Vroeg de Heef Knuppelbusch half verplet van fchrik en bevreemding 9 9) 99 59 99 99 99 99 99 Wel! hoor maar eens dddr boven! Men moet niet denken, dat men een kwaden jon* gen in mij voor heeft. Meent gij dat ik hief kom, om mij door uwe knechts te laten nabaau* wen? Mijne knechts ?.. Ed. nabaauwen ?!.,* j, Ja!. nabaauwen! < Al ben ik een weinig doof: zoo veel gehoor heb ik echter wel - Hoor maar! nog houden zij immers niet op! Met uw verlof! Nu vat ik, wat UEd. eigen- lijk bedoelt. - Het is mijn zoon Jojakim, die. die.. Dan is uw zoon Jojakim onder verbetering! een guit, een brooddronken vlegels een., Mijn waarde Heer Sperwer ik verklaar UEd., hij is zoo onichuldig,...”
15

“...D NF VAN CURASAO. & v j lit ten teurfpe! is, en bok onze JojAfelM zou i, anders niet medefpelem ,j Komt, komt! zeide de Neer SprWer tot de getuigen; terwijl hij naar zijnen Spaansch rieten Qtting en driekantigen hod greep. ,, Gaan wij 5, maar heen $ vrienden! en keeren we liever on- verfigter zake terug, dan. dat wij ons hier langef i, laten compromitteren! De Heeren Ruijvenaer. ij mogen zienj hoe zij het protest geteekend krij- i, gen: mij laat d wet niet toe, om iemand bij ij akte t den fcompareren, Wien het in.de herfe- jj nen gefiagn is* Mt uw welnemen, Neer Notaris fprak de ne' getuige^ die aan zijne twee zesthaivn drink- geld begon t denken n daarom gaarne wilde, dat de akte in optirhd frma, ter Wereld kWami j, Ik i, geloof, al te kunnen begrijpen, Waar Mijnheer i, van Knuppelnburg, heen Wil: Mijnheerj i, 2ijn zoon j fpeelt dadr boven j Waarfchijniijk j i, zo veei als komedie.:. i i, Welja!. j wat anders ? dat bdoei ik irii- mets ook. hernam de Neer Knpplbusch 4 Wien het niet...”
16

“...erd ziet; doof zulk een misverftand zoude men iemand allerlei gek- heden kunnen aantijgen! Ha, ha! dan is dat uw zoon, die bij mijnen ,, ambtgenoot Twijnmolen als klerk op het kan ,, toor geweest is?.... Ja, ja! nu her- ,, inner ik mij, wel meer van hem gehoord te ,, hebben: hij was meen ik toenmaals, lid ,, van een liefhebberij tooneel, hetwelk daar er- gens in de Vinkenbuurt moet te huis behoo- ren# Juist! om UEd. te dienen. Maar tegen- ,, woordig ig hij al zoo veel weet Ed. ? als de opperfte van het gezelfchap, en hij zal , het nog wel verder brengen. Tusfchen ons, in ,, vertrouwen gezegd! ~~ de groote fchouwburg moet er onder, als mijn zoon zich denzelvenniet aantrekt: daar loopt het hard naar toe. Doch , onze Jojakim heeft gezworen, dat hij geenen , voet op het ftadstooneel zet, of zij moeten hem aandeel in het beftuur en het heft in handen geven. . Is uw zoon dan zulk een meester in dat vak? Mijn lieve Heer Sperwer! zulk fpelen, als ,*de jongen doet, dat gaat alle...”
17

“...DE NEEF VAN CURASAO, s voor te lezen, Doch* roep uwen zn toe, ,, dat hij een oogenblik ophoude! want zal ik be* ginnen te lezen, dan dient men mij te kunnen verdaan s dit is ingevolge de wet. Jojakim riep de Heer Knuppelbusch naar boven. Wees daar toch een weinig ftil, jonge-* ,, lief { Hier wordt iets voorgelezen i ,, Houd op barbaar I met mijn* bedroefden geest te drukken, ,, Gij hebt mij opgevoed, Voor s werelds ongelukken! bekwam men, van boven, tot antwoord, ,, Hoort gij wel ? fprak de Heer Sperwer, * ,, Wie van ons tween zal hier zwijgen ,, Als de jongen zoo een oogenhlik van geest- ,, drift heeft, dan is de fpanning gewoonlijk te hoog om er hem zoo op eenmaal te doen , uitfcheiden, r- Doch,,,, ik zal zelf eens naar boven gaan, ***- Met nw verlof, mijne ,, Heeren Terwijl de Heer Knuppelbusch ?ich naar bo* ven begaf, en de Notaris intusfchen, tot verpoot ?ipg, zjjn een en twintigden kop thee aanfprak en nog eene verfche pijp dopte, verfcheen te regter tijd de lang verwachte...”
18

“...26 DE NEEF VAN CURASAO. de muts naar was, om dezen avond aan danfen * laat liaan, aan het bal in den Franfchen tuin te- denken. Zij moesten tot het verfchrikklijk befluit komen, bal en dansvermaak er voor ditmaal aan te geven; en zoo verfomfooi.i als zij thans waren, te voet naar huis ter keeren; hetgeen- dan ook, op heeter daad, onder het ftatig geleide van een hon- derdtal jongens werd ten uitvoer gebragt. Een ander tooneel had intusfchen de kloppartij, die voor het huis van den Heer Knuppelbusch voorviel, afgewisfeld. Dddr Hond nadat mep de vechtenden had gefche-iden, onder eene fchaar van menfchen, de Heer^ Baldriaan Sperwer, ten aanhoore der riienigte, eene mannelijke rede te voeren. ,, Dat komt er van die onzalige nieuwighe- ,,' den! fprak zijn Ed. tot in de ziel bewo- gen, terwijl tranen des diep gekrenkten gevoels s mans wangen befproeiden, Van dien tuimel* geest, die hedendaags tot alle Handen en rangen van adams nageflacht fchijnt doorgedrongen, aller brein verhit, aller...”
19

“...33 p mijn hoofd ?.. riep de Heef Knuppelbusch uit Ik die zoo onfchuldig ben , ,, als.... Hadt gij, mijnheer! niet voor duisterling be- ginnen te fchelden, voer de notaris Voort t dan, mijnheer! had een oproer-ademend jan* ,, hagel geene aanleiding gehad, zijnen moedwil bot te vieren Gij mijnheer! gaaft, door uwe aan* merking, het fein tot die onbeteugelde uitfpat* ting, tot die bandenlooze uitgelatenheid, waar* ,, van ik het deerniswaardig flagtoffer was ,, Ik, mijnheer Sperwer ?. Ik ? ene fraaije klucht! Ik dacht nog al, dat.. > ,, Daar zit hem de knoop! merkte de Heef ssepoot aan. UEd. moest eigenlijk niet ,, gedacht hebben, mijnheer Knuppelbusch fprak hij, zich tot den befchuldigde wendende. Als UEd. onze ftaatsleer beleedt, dan zoudt Ud., met verlof gezegd, nooit Verder denken , dan uw neus lang is; dat is, met andere ,, woorden,al wat niet regtftreks tot uw achting* ,, waardig vak als meester 'kleermaker en lakenwit^ kelier behoorde, moest UEd. zoo vreemd zijii,...”
20

“...wil ik u thans leveren. Ga, bij Voor beeld, naar de Kaffers, naar Lapland, daar 44 leest geen moederziel: maat hoort men daar 5, ooit Van fCheurmakers, Van ketterijen in het '1, wijsgeetige of ftaatkundige? Nog meer,mijn- 4, heer! In d middeleeuwen konden alleen d * geestelijken lezen, en dan Was het nog atmliar- tig monnikenlatijn: gelukkig tijden toen waS er orde in den lande; de lieden wisten op zijn 44 best, dat zij in de Wereld Waren; thans drijft men de trotfche vermetelheid, te willen weten ,, waarom mn in d Wereld is ! Ed. Verrukt triij, met ik zeggen. * Ja, mijnheer SperWs. denk ik aan de pogin- gen, dr de gezegende inkwifitie, voormaals, tegen de dusgenoemde verlichting aangewend, dan bloedt mij het hart, dat ik oiidef dit ver- j, draaid gedacht hioet leVen. Ik kom er vor- 0, uit, mijnheer! zoo lang wij onze brandftapels, Ca on*...”