Your search within this document for 'dam' resulted in eleven matching pages.
1

“...hij maakte, als het er op aankwam, korte norgenfpraak, en wist zijn ontzag zeer Wel, zon- der vloeken of zweren, te doen gelden; wie aan boord niet wilde oppasfen, of bij herhaling zijnen pligt verzuimde, die kon er op rekenen, dat hij, in kapitein Van der. Stap met geenen gemakke- lijken te doen had; voor een braven matroos daar- entegen had hij alles over. Hij had ook, door de bank, gefchikt volk in zijnen dienst, en werd door zijne matrozen als op de handen gedragen: want of men te Am fier dam of aan den Helder te Ports- mouth of te Curasao naar hem vroeg: overal wis- ten de zeelieden dat het een baantje was, aan boord van den Reinier Klaasfen te varen. Met. dit al had onze Jan toch een leelijk gebrek: bij had zoo zijne bujjen; hij kon, als hem de muts foms fcheef ftond, geweldig op den bezem rijden; en dan deed men maar wijsfelijk, er niets tegen in te leggen: want maakte men hem het hoofd warm, dan kon het er rooken! en fchoon hij anders een gezworen vijand van vloeken was - dan...”
2

“...$6 DE NEEF VAN CURASAO. goed; en o! daar was het zoo plezierig, ,, heette het; daar hadden ze zoet water en fchepten er bene frisfchere lucht, dan te Am fier dam; dus moest nicht Grietje met haren man toch, met alle geweld, een veer- tien dagen bij hem komen doorbrengen; dat zou voor zijne vrouw ook regt aangenaam zijn, want die verlangde toch, gelijk een dron- ken matroos naar kooi, om neef en nicht Prouwelman eens te kien; zij wilde hen alle vermaken aandoen. Dat .lieten wij ons al te ,, maal gezeggen en geloofden hem op zijn woord; doch er was, gelijk gij begrijpen kunt, bij mijne vrouw telkens iets in den weg: want zij had het altijd even druk: dan moest er worden ,, fchoongemaakt; dan was de wasch over de vloer kortom! de vent had goed verzoeken: hij zag toch wel, dat er van de reis niet ko- men zoude. Dit maakte hem geloof ik 1 , jjout: want fchoon hij er geen ne van meen- 5 de, gelijk gij ftraks hooren zult: nu werd hij dringend, en hield niet op ons te vragen...”
3

“... om met ^-gded'.fatfen van hem;af te komen! Hoe krij-> gen wij hem in de eerfte acht dagen weg. Ja, daar zit gij nu. Wat-deedt gij hem te noodign? En wat nog'het ilimst is; leg- ,, gen wij hem de broodkruimels niet een wei- ,, nig hoog dan* Raat het te bezien., dat hij ,, in het volgend voorjaar met zijn wijf komt opdagen. ' Wij moeten inttisfchen niet, uit het oog ,, verliezen, dat wij hem te vriend dienen te ,, houden. Gij begrijpt, Jannigje! zoo dik- ,, ,, wijls ik te Jlmfier dam kom, heb ik er vrijen ,, intrek; tafel, bed en bediening vind ik er ,, overheerlijk; en het kost mij geen koperen 9, duit. Dat zou wat te zeggen zijn, als wij ,,: hem boos maakten, en ik in het vervolg in , ,, een logement moest gaan.... Maar hale ,, de henker! ik bedenk er iets op.; luister Jan- 5, ,, nigje er Raat nog eene osferib in hef zout, die ,, moet gij morgen braden en op tafel zetten.., ,, ,, Slaat het u in de herfenen, Roudewijn ? ,, ,, zoude ik dien vlgel nog vleesch voorzetten...”
4

“...DE NEEF VAN CURACAO. US fchen reeds verbloed had, tot opheldering. - ,, Het geregt fpoort namelijk eenen karei na, die ,, te Am fier dam eenig feit heeft begaan, en van ,, daar ontvlugt is. Ut ben van Aniflerdam; en toe- ,, vallig komt misfchien mijn uiterlijk met de aan- ,, duiding van den ontvlugten overeen ; derhalve, ,, ik meent men ioet de man zijn dien men ,, zoekt. Van fchadeloosftelling wordt echter. ,, geen woord gerept. Het is eene misvatting; en daarmede is de zaak afgedaan. Ik behoef u hiet te zeggen, dat ik thans fpoedig naar Am* flerdam vertrok. Ik had neef en nicht Haal,- wijk ditmaal leeren kennen; en het gevolg daar-. ,, van was, dat wij Voor altijd van dien kostlij* ken neef ontflagen bleven; hij heeft ons finds niet weder opgezocht. ,, Zie daar, Jan ! dus eindigde ProWlman zijn Verhaal, ,, en ftaal, waaruit gij ziet hoe men zich in de menfchen bedriegen kan. Mefi moet daarom met fommige lieden op Zijne hoe de zijn. Dewijl gij nu toch voornemens zijt, om morgen...”
5

“...i38 DE NEEF VAN CURASAO. en blikken trommel droeg. Fluks werd het gor- dijntje even opgeligt, Het was hare buurjuf- Vrouw i die van hare reis naar Am fier dam terug- keerde en zoo even met Kapitein van der Stap in het postrijtuig van Utrecht was aangekomen. Jufvrouw van Punten lag een vouwtje in het boek, zette den bril van den neus, en maakte zich op. om aan de deur te zijn, tegen dat hare buur- jufvrouw er voorbij moest komen. Wel, wel! zoudt gij zoo mijne deur voorbij- gaan? dus fprak zij de reizende, aan. Wel- ,, kom in de ftad, Jufvrouw Sghulk! Hoe vaart gij al ? En hoe hebt gij het op uwe Amfter- ,, damfche reis gehad? _ ,, O vrij wel! hervatte de jufvrouw. ,, UEd, ,, ook'nog welvarende? Ik heb bijzonder veel t, vermaak gehad! , Spreek mij toch van geen vermaak, lieve Juf- vrouw! In -zulk eene rampzalige wereld ach! wat is daar voor vermaak! Het is hier een tra-. nendal..., Maar kom toch binnen en blijf daar niet zoo op de floep ftaan! ,, Verfchoon mij! Zij weten te...”
6

“...vrindfchop met ,, dat deernke hield." Ik ontmoette haren man ook. Een vriendelijk, hupsch man, wien men de goedhartigheid' op het gelaat las. Het doet mij regt veel pleizier,. dat zij het zoo goed getroffen heeft; en, het zal u gewis ook aangenaam zijn, dat gij nog eens iets van haar hoort: zij was toch zulk eene beste, opregte meid, gelijk zij nu een op- .pasfend en gelukkig wijfje is. Luister nu verder! Ik was eergisteren namiddag te Zutphen in een gezelfchap, alwaar ik eenen Heer uit Amjler- dam aantrof, die, gelijk ik daarna vernam, IVur- nagel heette en Secondant in eene voorname kost- fchool voor jonge Heeren aldaar was; hij moest , om...”
7

“...aanwenden en aan mijne vriendin over deze zaak fchrijven, zoo dient tot uw irarigt, dat zij Cornelia Schravers heet en zich tot aanftaanden November ten huize van Mevrouw de weduwe van Raamsheide be- vindt die alhier woonachtig is op de Heeren- gracht nabijde Hartenftraat. Ten overvloede geef ik u zulks in bedenking, omdat het ligt mogelijk konde zijn, dat mijne vriendin Schravers die om zekere reden, hare Mevrouw niet gaarne over deze zaak wilde fpreken verkeerd gegist had. Offchoon ik nu Am ft er dam verlaat, wil ik ech- ter hopen, dat onze eenmaal aangeknoopte vriend- fchapsbetrekking moge voortduren en niet verwij- derd worden. Even zoo gaarne als ik u hier te onzent heb genoodigd, zoude ik u thans voorftel- len...”
8

“...het vrouwelijk hart, de onfchuld is verloren gegaan Tel- kens wilde ik terugkeeren en mijn avontuurlijk plan opgeven; maar telkens voerde eene geheime too verkracht mij longevoelig mede; en ik bleef Boone die zich inmiddels weinig aan mijne wijs* geerige overpeinzingen liet gelegen zijn, onwille- keurig volgen.- Eindelijk alsof het zoo gemikt ware, de fchemering viel merkbaar, toen wij de woning van Palonnier bereikt hadden. Zij bewoont een gedeelte van een bovenhuis. Gij zijt te Am ft er dam niet onbekend en weet derhalve hoe deze foort van woonvertrekken is ingerigt. Na- dat wij aangefcheld en, bij het openen der deur, ge*...”
9

“...woondet; z leerde jk haar vervolgens kennen. In eenen hoek van de roef gefchoven, hield ik mij aanvankelijk met lezen onledig. Het levendig gofprek echter, dat tusfchen mijne reisgenooten in de roef gevoerd werd, benam mij grootendeels de aandacht tot lezen; zoodat ik menig blaadje om- floeg, waarvan ik niet veel onthouden had. Ik nam in den beginne geen deel aan het gefprek; weldra begon hetzelve mijne belangnenting uit te lokken. De Joodfche Heer verhaalde pen voorval, dat onlangs te Am fier dam had plaats gehad: reen zijner arme geloofsgcnooten, door een anmenfche- lijken huisheer, om het weinigje huurgeld, dat hij fchuldig was gebleven, met zijn huisgezin, ziek en ellendig op de ftraat gezet, was door eene ge- ringe burgervrouw van onzen godsdienst liefdadig opgenomen, een geruimen tijd gehuisvest, en ver- vol-...”
10

“...bevreemd en verflagen! Het was allezins niet wellevend van Jufvrouw Ver- schuil dat zij harer vriendin van dit vertrek, dat wel fpoedig opgekomen moest zijn, geene kennis gegeven had en haar dus vergeefs van Deventer had laten komen. Maar wij hadden goed daarover gebelgd te zijn; het mogt niet baten; het geval lag er toe! Verbeeld u intusfchen mijnen toeftand, als gij kunt! Daar ftond ik met het jonge meisje alleen; waar zoude ik het lieve kind bezorgen. Zij zelve had vriend noch magen te Am fier dam; een meisje van haren ftand en jaren, dat geheel onbe- kend in de ftad was, "kon niet wel alleen in een openbaar logement gaan; ook wist ik, die zelf een vreemdeling in deze groote ftad ben, geene enkele gelegenheid, welke mij gefchikt daartoe fcheen. Zoude ik haar met Wilhelmina van der Gaard in kennis brengn en deze voor de jeugdige onbe- kende laten zorgen; daarvan hield een heimelijk iets mij terug, - ik geloof, als ik het zeggen S 4 moet...”
11

“...voordeelige voorwaarden had aangenomen. En het was ten huize dezer mensch- lievende vrouw, gelijk wij hebben gezien, dat Kapitein van der Stap zijne geliefde nicht Henrietta wedervond. Op deze wijze ontknoopte zich thans, door de oplosfing, die elk der nu vereenigde vrienden van zijn wedervaren gaf, al het raadfelachtige, dat tot hiertoe in de ontmoetingen van fommige perfonen in deze gefchiedenis voorkomende, was overgeble- yen. Zoo vrolijk, met zoo veel hartelijke vreug- de was te Am ft er dam, misfchien finds langen tijd geen avondftond gevierd; hadden zich finds \ lang geene vrienden in gezelligen kring bijeen gevonden; vrolijk ging de beker der vriendfchap * en der vreugde van mond tot mond; het was lang na middernacht eer iemand van fcheiden fprak. Jufvrouw HENRiTTA Dalman zou, bij voorraad, Ijaar verblijf ten huize van hare moederlijke vrien- din Mevrouw Swarthoven houden, tot tijd en wijle sKonings verlof den Luitenant Renberg vergunnen zoude den vurigften zijner wenfcben be-...”