Your search within this document for 'da' resulted in eight matching pages.
1

“...3<5 DE NEEF VAN CURASAO, ,, onze paters inkwifiteurs, onze auto-da-fs riiet hebben, beteugelen wij den heilloozen pestvloed ,, niet; halve maatregelen, gelijk zulk eene ellen- dige boek-cenfuur als zij elders hebben, zijn mij geen koperen duit waard. Daar is iemand met eene hoeden- en pruike* doos! kwam de dienstmaagd zeggen. En de andere man is ook terug; de fleper ftaat voor* de deur te wachten. ,, Laat binnen komen! gelastte de Heer Knuppelbusch. Hoeden- en pruikedoos werden binnen gebragt. Weldra had de Heer Sperwer zich het achtbaar kapfel ordelijk opgezet. Met inachtneming der ver- eischten, bij de wet voorgefchreven, werd nu de akte van protest, in welker voorlezing de notaris was blijven fteken, ter wereld gebragt: waarna de Heer Sperwer eindelijk affcheid nam, en, daar het vast hard doorregende, met de flede zijne terug- reize aanvaardde. ,, Nu kan ik n ding niet opkrijgen, fprak de Heer Knuppelbusch tot zijnen boekhouder, nadat de notaris en getuigen vertrokken waren...”
2

“...95 D£ NEEF VAN CURASAO. mers boven eenen kruidenierswinkel, waar gij ons gekend hebt; toen er van tijd tot tijd een neef te onzent verkeerde, di eigenlijk in ht Stichtfche te huis behoorde, maar wanneer hij te Amjlerdam moest zijn gewoonlijk regt to regt aan bij ons zijnen intrek kwam nemen. Mi gebeurde dit nog al dikwijls ; want de vent',' ,, moet gij weten, was een vetweider vani zijn.gda- gen of drie weken in de ftad kwam; en dan ,, bleef hij doorgaans een dag drie, vier te on* ,, zent. Hij was eigenlijk, met "mijne vrouw ver- maagfcbapt : offchoon -men" het neeffchap wel met eene loodlijn konde uitmeten zondef ,, dat men op de eerfte vijfentwintig vademen grond raakte; doch het was toen bij ons, gelijk gij weet, de zoete inval: wanneer hij kwam, dan ontving mijn Griet hem gastvrij en gul- hartig, en wij deden hem alle vriendfchap aan. ,, Neef Haalwijk dus heette de knaap...”
3

“...een zoo wee- pioedigen nadruk, dat het de medelijdende deelne- ming van hare reisgenooten opwekte. Allep tracht- ten om ftrijd de ongelukkige yveduwe te vertroos- ten en haar moed in te boezemen. Kapitein van der. Stap was innig bewogen. Maar vooral de Heer, die het eerst hare droefheid had opgemerkt, fcheen door hare voordragt diep getroffen te zijn. ,, Welaan, mijne- fleeren en Mejufvrouw! dus- fprak hij zijne drie andere reisgenooten, die in de roef zaten, aan. Vergunt mij u, ten behoeve dezer da- me, een voorftel te mogen doen. Mevrouw zal het mij, hope ik, niet euvel duiden, dat ik van hare grootmoedige openhartigheid dusdanig partij trekke. Mep nioet het ongeluk eerbiedigen, H 5 Kan...”
4

“...DE. NEEF VAN CUR.AQAO* i*£ hn. Hij ziet op; en herkent de Jufvrouw die gisteren in de roef der Utrechtfche fchuit naast de zoogenaamde Officiersweduwe was gezeten; Da- delijk is de kennis op nieuw aangeknoopt. Ha! oude reisgezellin, heb ik u dddr ? dus fpreekt onze Jan znder omflagy de Jufvrouw aan* Hoe vaart gij al, federt gisteren ? s, Zeer wel, om Mijnheer te dienen. Ho 9, vaart UEd. ? hervat de Jufvrouw, eenigzins Verlegen over den toon en wijze, op Welke zij doof den vreemden Heer, in tegenwoordigheid der reis*' genooten, wordt aangefproken. Gaat gij ook een uitflapje naar Deventer ma- S ken; of raken wij u onderweg kwijt ? 33 Neen 3 Mijnheer! ik reis tot Deventer y alwaar ik woonachtig ben. ,3 Zoo I wont gij te Deventer? Dan zult 33 gij waarfchijnlijk mijne nicht wel kennen ?' Zij ,3 plagt, jaren geleden, aan de markt nabij de 3, Brinkpoort te wonen.... H MaS ik vragen, Mijnheer! hoe heet de J,uf- 33 vrouw? Barta van Ponten; Zij plagt ef warmp- ) ies in te zitten. Eigenlijk...”
5

“...aan den Rentmeester op Vredeshdm te zenden; aan wien thans insge- lijks een brief van mij afgaat, waarin ik hem ver- zoek, mij uwen bvitpostc restante naar Konftanz over te maken, alwaar de Heer Hoogbrand in het begin van Junij denkt aan te komen en eenige da- gen door te brengen. Zoodra zich weder eene zoo gunftige gelegenheid als deze aanbiedt, zal ik aan u en Roosje fchrijven. Wanneer gij mij nu en dan ecns eenen brief wilt zenden, maak denzelven dan over aan den Rentmeester, die van tijd tot tijd in de gelegenheid zal zijn, mij de brieven in- gefloten te doen toekomen. Ik zou u veel kunnen verhalen van den heerlijken weg, welken wij tot hiertoe hebben afgelegd en de teckenachtige gezig- ten, welke dezelve oplevert; van de aangename da- gen die wij eergisteren te Dusfeldorp, en gisteren te Keulen hebben! doorgebragt...... Doch daar komt Mevrouw Hoogbrand mij voor de tweede N 5 maal...”
6

“...zijkamer. Ik trad binnen. m Ik wil u alles verhalenvoer zij voort. y, Neem zoo lang plaats! Mag ik vragen, is uw naam niet Renbkrg ? Ja. Zoo! Dan heb ik mijne nicht wel eens van u hooren fpreken; zij fcheen u juist een niet zeer genegen hart toe te dragen... r> Gij lastert!... borst ik, mij driftig maken' de, uit. Ik zie, Mijnheer ontftelt hevig, vervolgde zij koelbloedig. Gij zult nog meer hooren. Die Jufvrouw Dalman naar wie gij met zoo vele belangftelling vraagt, heeft, nog geene vier da- gen geleden, op eene fchandelijke wijze bij den nacht mijn huis verlaten, en zich weggemaakt, zonder dat ik weet waar zij geftoven of gevlogen is. Nu vraag' ik u, Mijnheer! of mijn ver- moeden, dat er welligt eenige afTpraak zou be- (laan, wel zoo geheel ongegrond was ? .... Waarlijk, het fchepfel is uwe deelneming niet waardig! Wat zegt gij daar?... Heniwtta, bij den nacht, uw huis verlaten ?... Neen, het is niet mogelijk! i En evenwel is het niet anders. Ik ftond des morgens op...”
7

“...deze onderrigt- te mij welke buurvrouw ik aan Mevrouw Pa- ft LONNIER. zoude krijgen, hetgeen ik fpoedig be- ft waarheid vond, want zij had nog niet lang hier ft gewoond, toen ik reeds meer zag en waarnam, ft dan mij lief was. Zij voert eene prachtvolle en kostbare leefwijze; het ontbreekt er niet aan ft den heerlijkften wijn en lekkernijen. Maar wie zoude zoo in pracht en weelde willen leven!... ft Neen! dan zit ik- liever van des morgens vreg ft tot laat in den nacht voor mijn eerlijk ftukje da- ft gelijks brood te tobben; daar is dan toch nog ft zegen bij; ik wensch ten minde niet met haar ,, te ruilen; want, hemel! welk een geweten moet deze .vrouw hebben; wat heeft zij niet al menig meisje op eenen doolweg geholpen en ongeluk- kig gemaakt! Wat gij daar zegt, Chrisje ! ; . Het is maar al te waar, Jufvrouw! Niet lang geleden, trachtte zij een knap burgermeisje in ha-...”
8

“...in mijne ziel ; verzoen gij, beste Keetje! mij met het geloof aan menfchelijke liefde en vriendfchapstrouw! Schrijf mij, met omgaande fchuit; en ik ben mor- gen bij u, op Zonnebeeh Mijn vader zal zich -verheugen, dat ik dit uitftapje ga-maken: uit hoof, de hij hetzelve tot herftel mijner' gezondheid din- ftig acht. Houd uw 'antwoord miet op, Indien gij j niet kunt afwachten, fchrijf ik aan mijne nicht Dulen, die dezen zomer een klein buiten- verblijf te Baarn 'heeft gehuurd en ga daar eenig Q 4 da-...”