| 1 |
 |
“...juist aan het kof-
fij drinken was; ook ftond er een geopend likeur-
keldertje en een trommeltje met banket op de tafel.
Ik moest gaan zitten; de meid werd gelast naar
Jufvrouw Elzenrijk uit te zien, en die te ver-
wittigen, als zij aankwam, dat er eene Mevrouw
(dit was mijn titel! waarvan ik mij echter, gelijk
gij begrijpen kunt, wel hartelijk verfchoonde;) op
haar zat te wachten; er werd mij koffij'of, naar
verkiezing, een glas morgenwijn aangeboden,
kortom, de mij onbekende Jufvrouw was zoo bui-,
tengemeen vriendelijk en voorkomend jegens mij,
dat ik er waarlijk mede verlegen werd, eri zonder
eene onwellevendheid te begaan, hare beleefdheid
niet kon ontwijken; ik liet mij derhalve gemeen-
zaam eenen, kop koffij fclienken, die mij voorkwam
zeer wel toebereid te zijn,
P 4
Ik...”
|
|
| 2 |
 |
“...D NEEF VAN CURASAO. &9?
hare fnoode oogmerken met het meisje te berei-
ken. Ik was van fpijt en verontwaardiging bui-
ten mij zelven. Mijn eerile werk was naar denge-
nen te gaan, die met den onwaardigen door wiens
aanbeveling wij dit wijf hadden ieeren kennen,
een zekeren Fachte die zich thans elders be-
vindt, in eene naauwe vriendfchapsbetrekking
plagt te Haan, en hem opheldering te vragen, in-
dien hij in Haat was dezelve te geven. Eer ik u
meid hoe ik bij hem flaagde, moet ik u met een
woord iets zeggen van de wijze, waarop ik aan
deze doortrapte bedriegiler ben geraakt.
Ik bevond mij in een letterkundig gezelfchap,
waarvan ook de genoemde Fachte tijdens zijn
verblijf alhier, lid was. Deze was de man, die
ons op zekeren avond, terwijl de leden bijeen wa-
ren, een aandonlijk verhaal opdischte van zekere
Officiers-weduwe van zijne kennis, deze was
Palonnier, die door eene reeks van tegenfpoe*
den in een zeer behoeftigen toefland was gebragt
en thans in kommerlijke om Handigheden...”
|
|