1 |
|
“...Heer Knuppelbusch
voorviel, afgewisfeld. Dddr Hond nadat mep
de vechtenden had gefche-iden, onder eene fchaar
van menfchen, de Heer^ Baldriaan Sperwer,
ten aanhoore der riienigte, eene mannelijke rede te
voeren.
,, Dat komt er van die onzalige nieuwighe-
,,' den! fprak zijn Ed. tot in de ziel bewo-
gen, terwijl tranen des diep gekrenkten gevoels
s mans wangen befproeiden, Van dien tuimel*
geest, die hedendaags tot alle Handen en rangen
van adams nageflacht fchijnt doorgedrongen,
aller brein verhit, aller gemoederen heeft inge-
nomen! Hebben wij, in onze jeugd, ooit van
- brommertjes geweten! die naam was een
bastaardnaam in Amji&rdam, In een ftil en
nederig lleedje gezeten, lieten onze brave vade-
ren zich vreedzaam voortfjollen. Wat gmg dat
, ftatig, plegtig, eerbiedig langzaam! zonder
weidfche pracht of praalvcrtooning! zonder luid-
J ruchtig gerommel of opzienbarend gedruisch! ge-
heel iii den ftemmigen, bezadigden, hedachtza-
men...”
|
|