Your search within this document for 'bin' resulted in two matching pages.
1

“...8 DE NEEF VAN CURASAO. Wel ja! ik bedoel die hokken daar langs den wand. Van binnen fchijnen ze met fitspapier be- n plakt te zijn: doch aan het merk, dat buiten op de planken is blijven liaan, zie ik duidelijk * dat er voorheen citroenen, of Curacaofche appelen in verzonden zijn. Zal hik gezond zijn! dat zijn de Ihoosjcs hen * het hamfithejather - de heerlle plaatfen whaar de Heeren befthierderen mit de fornaahmlle bin- * thekenarren zitten. v Als mij die hokken, met eene frisfche wind- ftreek, maar niet hier in het vooronder komen fmakken! fprak van der Stap; en vroeg toen aan zijnen vriend: Ei lieve, Barend! wat Haat daar- op dat gefchilderde vloerzeil te lezen? Vloerzeil?... Waar ? Ja! of fcherm: hoe heet het ding, dat daar uitgefpannen hangt? Mijnheer bedoelt eigenlijk de tooneelgordijn, Fprak iemand, die het woord opvatte. Er Haat dit vierregelig versje op: Deze achtbre tempel zij der kunstmin toegewijd! Hier huldigt men de deugd; hier (laat de tweedragt buiten...”
2

“...CURASAO. ,, vermaak doen. En het is voor uwe gezond- ,, ,, heid zeer voordeelig; de frisfche lucht zal u goed doen. ,, Ik liet mij door Griet bepraten; ook de dok- ,, ter ried het mij aan; dus nam ik voor, er maar onverwachts op los te gaan; neef kwam bij ons toch ook altijd ongevraagd, ongewei- gerd; derhalve begreep ik, dat ik niet onwel- ,, kom zoude zijn, offchoon ik dus ongenoodigd ,, daar aankwame. Zoo gezegd zoo gedaan! ik begaf mij dan ,, van hufs en zat weldra bij neef Haalwijk bin- nengaats. Ik had gedacht, er gul en wel te ,, zullen worden ;ontvangen. Maar, ik had pas eenen voet ten huize in gezet, toen ik al be- fpeurde hoe laat het was: neef en nicht trokken ,, gezigten, zoo liefelijk als gefchutpoortcn; het fpeet hen geweldig heette het dat ik nu juist kwam, want het was zulk een ongelegen tijd: men wist niet wat men iemand al zoude voorzetten; peulvruchten en verfche groenten waren er thans niet; het was reeds zoo ver in het najaar; de eetwaren werden fchreeuwend...”