Your search within this document for 'ber' resulted in four matching pages.
1

“...vermaak, den tegen- woordigen Predikant te leeren kennen; hij deed mij de eer aan, mij ten huize van den Schout te ko- men zien; ik vond in hem een vriendelijken jon- gen man en naar zijn edel, minzaam voorko- men te oordeelen, een waardigen opvolger van den braven grijsaard Dalman ik moest hem,, bij het affcheid nemen beloven, om bij eene volgende gelegenheid bij hem mijnen intrek te zullen ne- men; en ik heb daartoe met vermaak mijn woerd gegeven.. Op den volgenden morgen was mijn vertrek ber -paald; ik nam mij voor, Henrictta bij hare tante te Deventer te gaan bezoeken. De Heer Bre- inck, des Schouts buurman, wilde volftrekt niet dulden, dat ik een huurrijtuig zoude aannemen; en deed zijne eigene fourgon infpannen, waarmede zijn zoon Bastiaan, mijn oude fpeelmakker, mij naar de plaats mijner beftemming zoude brengen. Het was zeven ure des morgens, toen wij van Bertingen reden, en even na den middag, toen wij te Deventer de poort binnenkwamen. O 5 Om...”
2

“...VAN CURASAO. Om Henrietta door mijne plotfeljnge verfchijV Bing geene ontftdrenis aan te jagen, had ik met den jongen Breginck afgefproken, dat hij, ter- wijl ik zoo lang in het logement zou vertoeven, vooruit zoude gaan en haar een weinig op de ont- moeting voorbereiden; tot dit einde hadden wij te zamen het volgende er op bedacht: hij moest zeg- gen dat hij, toevallig in de ftad moetende zijn, niet voorbij kon, eens bij haar aan te gaan en haar te vertellen, dat er onlangs een Officier door Ber- tingen was gekomen, die uit Rusfifche krijgsgevan- genfchap was teruggekeerd, en van daar tijding van mij had medegebragt; en dat ik misfchien wel- dra eens onverhoeds zou komen opdagen, enz* Hij was niet lang weg geweest, of kwam terug met eene boodfchap, die zoo zonderling zamen hing, dat ik meende, er onzen Bastiaan gijj kent den haspel ? geheel uit te kunnen proe- ven ; althans, ik brandde van ongeduld, om van hetgene hij zeide, iets meer te weten. Ik ging er dienvolgens zelf op af, na...”
3

“...Heer, dien ik in het koffijhuis ontmoette en die, in het huis dzer vrouw eene kamer bewonende, mij even te voren bij haar gezien had, en nog al iets omtrent Henrietta wist te melden, hetwelk mij niet zeer aangenaam was te hooren, maar dat ik daarom voor een waar en onpartijdig berigt moest houden, der wijl deze oude man mij voorkwam geheel onzijdig in dit geval en tevens eerlijk en waarheidlievend te zijn'. Hoe was ik ter nedergeflagen! Zoo was de rei- ze, welke ik opzettelijk om harentwege naar Ber- tingen en, toen ik haar daar niet meer vond, naar Deventer had gemaakt, geheel vergeefs en waren al de kosten daarvan verloren geweest! zoo waren dan \...”
4

“...van... Wat zegt gij daar, Mijnheer? .. * Haar oude Heer, vervolgt Jan van der Stap, zoo ijskoud, alsof hij aan Kaap Horn voor anker lag: ,, was er Predikant: dien zult gij,der- halve, voorzeker wel gekend hebben ? * Is het mogelijk!... gaat Renberg, gloei- jencje- van ongeduld, voort: Uwe nicht, zegt gij, Mijnheer? He! vindt gij dat zoo zonderling ? zegt Jan, op denzelfden koudbloedigen toon: Dan zal ik het u eens wat nader uitleggen. Wijlen mijne * Eva en de vrouw van Domin Dalman te Ber- tingen, lieve man! de goede zielen zijn *> thans, zoo wij hopen, al te zamen in den he- ft mei! waren volle nichten: want mijne vrouw heette Kruijtmaker van haar zelve, en de vrguw van Domin Dalman was eene geborene Jufvrouw Glinstra ; dus zusters en broeders ft' kinderen, of gij het vat ? ook-- Kapitein van dr Stap zou bedaardelijk voort- gegaan zijn, met den Heer Renberg, die als op gloeijende lava ftond, de geflachtsrekning zijner maagfchap op t helderen, indien niet Jufvrouw Gronne, het...”