1 |
 |
“...het gezelfchap van Jufvrouw Engener
ontmoet. Zeer vroeg in den morgen Hond aan het
huis van dezen landman gekomen zijnde., had zij
aldaar eenen brief aan hare tante gelchrevn^
welke Kapitein van der Stap zich dadelijk her-
innerde 'dat dezelfde was geweest, dien hij, on-
geveer drie maanden daarna bij Barta van Pun-
ten zeer toevallig, onder eenige peperhuisjes en
ander icheurpapier, op den rand van den fchoor-
fteenmantef gevonden hadden uit welks inhoud
hem toen gebleken was, hoe de deugdzame Bar- |
ta zijne nicht Dalman had behandeld, gelijk
hem dit daarna ook door zekeren Oud-Bootsman,
dien hij te Deventer in het koffijhuis fprak , was
bevestigd geworden. Volgens de fchikkingen
der huisbewaarfter van den Heer Hoogbrand be-
raamd, had Gerrit Jan Holterink zoo heette
d...”
|
|