1 |
|
“...treurfpe-
len in ons notariele vak, waarin zij iemand zoo
goddeloos doen bloeden, dat hem de oogen er
van overloopen. Dat regt van registratie, mijn
goede man! is de dood aan de praktijk! Er
gaan geene drie maanden om, of zij houden mij
voor eenige franken wegens boeten aan het been;
dat zijn tooneelen, waarbij ik wel zou kunnen
fchreijen, offchoon het anders een knappe vent
mogt zijn, al had hij honderd jaren lang treur-
fpelrollcn vervuld, die dit van mij gedaan krijgt!
Daar verzie ik een half anker rijnwijn onder,
dat mijn zoop, als hij op zijn dreef is, UEd.
zoo bewogen maakt, dat UEd. het van loutere
aandoening moet uitbulken!
Nu! laten wij dit daar! De tijd verloopt
vast, Ik zal voortgaan u de. akte van protest
B 3 voor...”
|
|
2 |
|
“...van wal flak,en
de wijde plas op ging, zonder te weten wlk volkje
hij aan boord had: dat ging dan in' den beginne,
heel plezierig, met eene ftijve labberkoelte voor
den wind af! maar weldra veranderde de wind,
en bons! daar zat de waaghals' dan, dikwijls
eer hij zelf er om dacht, op eene bank verwaaid.
Dan had hij het, uit den treuren, op het menfche-
lijk hart geladen^
Dar is een fatanfche uithoek! gromde hij
dan gewoonlijk. Vol vreemde bogten en ondiep-
ten! Men denkt veilig en wel voor anker te lig*
gen, en daar geraakt men, onverhoeds, met de
D g-...”
|
|
3 |
|
“...als hier
befchrevcrt ftaat. Ik ben een oude zeekarbon-
,y:k§l} maar de henker hale, als let mij niet tot:
in de ziel getroffen heeft! Arme Henrict-
TA! was neef van der Stap hiergeweest /
ik verzeker: uwe tante Barta zou het hart niet
gehad hebben, u zoo te behandelen. Doch het
,, is mij niet in mijne koude kleren gaan zitten ,
,, wat ik daar gelezen heb. Gelukkig, dat mij de
oogen zijn opengegaan, en ik weet, waar het
,, rif in zee fchuilt! Wist ik intusfehen maar,
waar gij ergens voor anker laagt, lieve nicht
Dalman hoe vind ik u weder!... Wacht
,, ns!daar valt mij iets in! misfehien kan
,, wel die oud-Bootsman, dien ik in het koffijhuis
,, ontmoet heb, mij op den weg helpen; hij heeft
n toch, bij.Barta op de kamer gewoond en za)
dus wel weten wat er met nicht Dalman al
j, zoo omgegaan is, en ...
- Juist hoorde Kapitein van der Stap de huis-
deur opengaan; waardoor zijne alteenfpraak werd
afgebroken. Het was de dienstmaagd, die van
de markt terugkwam en zeide, dat hare Jufvrouw...”
|
|
4 |
|
“...DE NEEF VAN CURAQAO. 315,
*> fcld, ook mijne nicht en hare ouders wel ge-
j, kend hebben?
M Mag ik vragen, hoe heette de Jufvrouw ?
Henrktta Dalman de dochter van...
Wat zegt gij daar, Mijnheer? ..
* Haar oude Heer, vervolgt Jan van der
Stap, zoo ijskoud, alsof hij aan Kaap Horn voor
anker lag: ,, was er Predikant: dien zult gij,der-
halve, voorzeker wel gekend hebben ?
* Is het mogelijk!... gaat Renberg, gloei-
jencje- van ongeduld, voort: Uwe nicht,
zegt gij, Mijnheer?
He! vindt gij dat zoo zonderling ? zegt Jan,
op denzelfden koudbloedigen toon: Dan zal ik
het u eens wat nader uitleggen. Wijlen mijne
* Eva en de vrouw van Domin Dalman te Ber-
tingen, lieve man! de goede zielen zijn
*> thans, zoo wij hopen, al te zamen in den he-
ft mei! waren volle nichten: want mijne vrouw
heette Kruijtmaker van haar zelve, en de
vrguw van Domin Dalman was eene geborene
Jufvrouw Glinstra ; dus zusters en broeders
ft' kinderen, of gij het vat ? ook--
Kapitein van dr Stap zou bedaardelijk...”
|
|