1 |
|
“...West-Indische Compagnie, aan welke de Staten bij resolutie
van den 3en Juni 1621 het uitsluitend recht toekenden om te
bevaren en handel te drijven op de landen van Afrika, gelegen
ten zuiden van den kreeftskeerkring tot de Kaap De Goede
Hoop, die van Noord- en Zuid-Amerika, van de zuidelijke punt
van New-Foundland af, en verder op alle kusten en eilanden,
gelegen ten oosten van den meridiaan van de Kaap De Goede
i) in oude Nederlandsche werken en archieven heet deze plaats veelal
„Punta del Key” of ook „Punta de Ké” (1)....”
|
|
2 |
|
“...Zij schreef voor, welke uitrustingen
jaarlijks door elke Kamer zouden worden gedaan en besliste
over alle zaken, die regeling behoefden, waartoe elke Kamer
voorstellen kon doen, welke aan alle Kamers werden medege-
deeld en uitmaakten de zoogenaamde „Poincten van Beschrij-
vinge” 3). In zaken van oorlog behoefde de XIX echter de
goedkeuring van de Staten Generaal en tevens had zij de
vrijheid ook andere aan haar voorgedragen zaken aan de eind-
!) in het oorspronkelijk octrooi werd de vaart op Punta de Arraya
uitgezonderd, doch deze bepaling werd bij resolutie van 10 Juni 1622 weer
ingetrokken.
2) In het in 1674 verleende octrooi heette deze Kamer alleen „van Stad
en Landen”.
8) Later werden zij „Poincten van deliberatie” genoemd....”
|
|
3 |
|
“...19
op den voet te volgen en, waar mogelijk, zijn verhalen aan
te vullen met de weinige officiëele gegevens, die ik heb kunnen
machtig worden.
De eerste door de Laet geboekte tocht van Nederlanders
naar onze tegenwoordige benedenwindsche eilanden is die van
eenige zouthalers van Punta de Arraya naar Bonaire in het
jaar 1623, die daar eenig verfhout kapten en nog hetzelfde
jaar gevolgd werden door eenige Compagnie’s schepen, „die
daer mede roodt houdt af brachten” 1).
Daarop volgde de tocht van Boudewijn Hendricksz, burger-
meester van Edam, die reeds te voren als generaal over de
troepen van admiraal Andries Veron had deelgenomen aan de
expeditie naar Bahia de todos los Santos in Brazilië (1624) 2 * 4)
en in October 1625 te vergeefs had getracht het eiland Porto
Rico te veroveren8). Yan dat eiland kwam hij den 10en
Februari 1626 aan op Bonaire, waar hij den volgenden dag
eenig volk aan land zette, dat „wel hoadert soo schapen als
lammeren bequam, behalven de ghenen die zij aen landt slachten...”
|
|
4 |
|
“...daar zou
binnen loopen en hen allen zou wegvoeren, en dat verder met
de Spanjaarden door hen was afgesproken, dat zij zich intusschen
vrijmoedig overal onder de onzen zouden vertoonen om geen
argwaan te wekken. Bovendien vertelden de Indianen nog
van de-Spanjaarden te hebben vernomen, dat er op de ree van
Cumana zes schepen en twee fregatten klaar lagen om naar
Caracas te gaan, waar zij door 24 groote sloepen zouden worden
versterkt en zich onder bevel van Benito Anas, gouverneur
van het fort op Punta de Arraya, binnen drie weken naar
Curasao zouden begeven om den onzen het eiland te ontweldigen.
Al de Indianen van Ascencion werden daarop naar het
Kwartier overgebracht en dertig soldaten in hun hutten ver-
scholen, om te trachten de Spanjaarden, die daar binnen enkele
dagen zouden komen om de Indianen af te halen, gevangen
te nemen. Tot den 8n Februari hieven deze manschappen in
het dorp, doch van de Spanjaarden werd niets vernomen.
Echter had men wel twintig zware schoten gehoord, zoodat
men...”
|
|
5 |
|
“...1. Nieuwe Wereldt ofte Beschrijvinghe van West-
Indien, door Joannes de Laet. 2e druck. Tot Leyden,
by de Elzeviers. Ao. 1630.
blz. 601. Punta de Araya, welcke onse Schippers ghemeyn-
lijcken abusivelijck noemen Punta del Bey, is een ghedeelte
van ’t vaste landt, leggende by-naer recht noorden ende suyden
met den westelijcksten hoeck van ’t Eylandt Margarita; hier
zijn de vermaerde zout-pannen, daer soo veel zouts continuelijcken
wordt ghehaalt..... Dese plaetse is onse Nederlanders heel
wel bekent, ende hebben daer grooten handel met het zout te
halen ghedreven: een van onse Nederlanders, met namen
Isaac du Verne, heeft deselve aldus beschreven---
blz. 602. Onse Nederlandsche schepen hebben dese vaert
om zout te halen veele jaeren ghebruyckt, meest on verhindert
ofte met kleyn om-sien tot in den jaere 1605, doen heeft den
Koningh van Spaegnien derwaerts ghesonden achthien wel
ghemonteerde schepen; ende quamen onse schepen soo onversiens
op den hals, alsoo ’t volck besich was met zout te...”
|
|
6 |
|
“...hebbende, haer begeven naer de rendevous
plaetse Curasao om haer volck aldaer spoedigste
ververschen & de schepen bequaem met sout
ende hout laden en haer gereet houden, adver-
tentie vande jacht crijgende, wt te loopen.
Yerg. 6 Dec. 1634. Wordt een instructie vastgesteld voor 9
schepen, 4 jachten en chaloupen, uit Fernambuco
naar de West-Indische eilanden te zenden.
De schepen zullen eerst Tabago aandoen
en van daar een paar schepen op kruistocht
zenden. Daarna zullen zij een aanslag doen
op Punta Arraya. Na daar zout te hebben
ingenomen zullen twee groote schepen en een
jacht Bonaire aandoen en van daar het jacht
zenden naar Curasao „om den directeur
Walbeecq te adverteeren van haer comste ende
syn advisen te verstaen ende mede te nemen.”
De groote schepen zullen Curasao voorbij
zeilen en zoo dicht mogelijk langs de kust
houden, opdat ze van het eiland zullen
kunnen worden gezien en zich daar bevindende
schepen zoo noodig bij hen zullen kunnen
voegen, waarna de reis naar het vaderland...”
|
|