1 |
|
“...een eind
weegs door de rivier-slik waden voor dat men op vasten grond is.
Bijna twee eeuwen geleden begon Jan Herlein in zijne nauw-
keurige Beschrijvinge van Zuriname, waarvan hij met
al te groote nederigheid in de inleiding beweert dat men daarin
niet ijzbbz U jien op ten JjistoriaaJ.e stijl of {lomansclfo s-djots”,
de beschrijving van een plantage aldus:
„ Do uttgostrokto aangottaamlfetb roaarmoho iii JllDmlbitel
tmn ion Ijomol bogolnkktgt was, waar in ook iojo Colonie
Bnrinamo Ijaar talont nan fogoningon rijkoltjk Jbojtt, als
kooon rnato storoltjk aanlokkelijk on luistrijk, iat won jig
laat noorstaan in ’t jOaraiijs to jijn J kan oog on neus weit)en
jig bijna nooit jat aan ie lustige hosselen, welke ie wanie-
lenie, met jo oeeltmliige ueranieringe, ’i gejigt en ion reuk
oerkwikkenie bloesemen, ijier so wit als sneeuw, i aar o an
(i) Voor tractementen van roeiers voor districts-geneesheeren, politie, om-
megaanden rechter, komt over de f40.000 voor op de begróoting van Suri-
name. Wanneer...”
|
|
2 |
|
“...35
purper, gluts ran een scharlaken, uan een reject, nan een
gcubgeel, nan een niolette bruine nerroe; en ben Honing
Salomon, in jijtt magtig jOurpere en jijbegeroaben, bescha-
men joubert. ”
Hij, die dit lezende zou meenen dat een Surinaamsche plan-
tage een lustoord is, waar men in de schaduw van heerlijke
tropische boomen en gewassen prachtige wandelingen maken kan,
— waar men —met eenige variatie natuurlijk— de uitspanningen
kan genieten van het buitenleven ten onzent, — waar men een
donkeren Paul na het zwoegen des daags tegen ’t vallen van den
avond onder een bananen blad zal zien wandelen met den arm
geslagen om het duistere middel zijner Virginie, — wie eindelijk
zich verbeeldt dat er iets lieflijks, iets romantisch aan het begrip
van plantage verbonden is, komt deerlijk bedrogen uit.
Neen, een plantage is eenvoudig een plaats, waar men door
de cultuur van voor de Europesche markt bestemde gewassen
winst tracht te behalen en waar, helaas! dit laatste doel vaak niet
bereikt wordt...”
|
|
3 |
|
“...de plant schiet maar zeer kleine onbeduidende
wortels en de stam is bros en teer.
Menigmaal wordt ook de cassave nog nevens de banaan bij
de jonge cacao geplant. Dit is een aardvrucht, de wortel gelijkt
op onze schorseneer, maar is veel grooter en het loover heeft
de groote en vorm van een flinke struik. Yan de zoogenaamde
bittere cassave zegt de Laet: ,,©£ martel BOtt eassani,
baar 05 Ijaer brooi nan marken in manierat als nalgt: stj
breerken be martel op een steen enbe mrhtgljetj liet sap
banttjt, roelek ranm srjnöe, nentjn is, maar gesaben stjnbe
met ©ntnee-prper, baer stf ben anernlart nan Rebben, eene
ereellente enbe gijesanbe sanee; ban braaglfrn stf be ge-
brarken martel enbe baekense ap een steen, als men be...”
|
|
4 |
|
“...zooals het
voorbeeld van andere West-Indischen koloniën aantoont — kan
men in de eerste plaats de cocos-noot noemen, de citroenen
(lemmetjes), sinaasappelen, guaves, en de annanas.
Wie deze laatste vrucht niet in de West heeft gebruikt, kent
haar niet. Wat ten onzent onder diennaam wordt voorgezet, kan
daarbij geen oogenblik eene vergelijking doorstaan. Dat ook
ten tijde onzer voorouders die vrucht op rechten prijs gesteld
werd bewijst het volgende uit het werk van Herlein:
l)ij is jo gdjoon en nan jo joet een reuk, kat men
pnke j^ggert kat ke nature tn ?tfrte gunste tjeeft besteek altes
mat jij alter jelk ja amst ®n allerkierbaarsi onker aite Ijare
sdjaiten bewaarke. tjif Ijeefi juich een oerljeoen smaak,
kat kegenen kte ijem Dolkonteliik Ijebben willen bescljrijnen
cn kit utet konkenke koen, anker eenige gelijkenis t ontleent
tjebben alles mat lekker roorkt genonken in ke blauwe
pruim, iu ke aarkbejie, in ke muscaat en in ke renet-appel
eit nakat jij kit alles tjakken gejegk, maren jij...”
|
|
5 |
|
“...hebben?
En had de minister het oude foliant voor zich gehad, waar-
uit aan het hoofd dezes een citaat aangehaald is, dan had hij
met de volgende woorden daaruit kunnen besluiten:
®nke 00 mogen mij oerirottroen i)ai ke Iflegeerkers nan
S>iaet, keje kiensten nan ke Compagnie aliijis kanrke-
iijrk suilen erkennen enke kif gljelegeniljegkt ie goeke
genegJjeniljeiiett tmn ijare onkerhanen niet onkeloonkt laten/
neet min keselne uerlaten ofte ijaere scljaken niet naer
nermogen te oerboeken. Alsoo' snier niet en souke kennen
gesrljieken sonker blame nan greete onkauckkaerijegt Cnke
etjnkelijrk kat Jjeuogije enke ieeglje, Ijierkoor sullen moeten
kemeegljt merken (inkien niet milten keuonken merken ke
mikkelen kie Cokt Ijaer aanmgst te ueractjten ofte oer-
sngmen) ken kienst nan kese Compagnie noorker te ge-
krnicken enke Ijaer mikkelen te nersrtjupn om in keselne
kiensten onkeseljreumelijeken te kennen noort-naren....”
|
|