1 |
|
“...leveren moet, noch van de heer-
schende welvaart. De aristocratie, voor zoover die bestaat, leeft
dan ook buiten de stad op het land.
Aan de andere zijde van de kleine baai vertoont zich de groote
suikerfabriek, de grootste der wereld, zooals men daar weet te
verhalen. Een fabriek, die in staat is jaarlijks over de 10 000 ton
suiker af te leveren. En als men die grootsche gebouwen bezoekt
met de vele stoommachines, waar de nieuwste uitvindingen worden
toegepast, met de triple-effets, die 20000 liter inhouden, met
de 36 turbines, met een vloot van 7 schroefbooten, die de ponten
met riet van de overkant aanbrengen en men hoort dat er voor
hetzelfde doel een spoorweg van 38 kilometers lengte bestaat, dan is
men geneigd die bewering voor waar te houden. En als de directeur,
die met kennelijke voorliefde dit alles vertoont, dan tevens meê-
deelt, dat men in dit jaar 60 pCt. hoopt uit te keeren over het
maatschappelijk kapitaal, dan gelooft men allicht dat het met de
welvaart van Martinique nog...”
|
|
2 |
|
“...heeft echter met twee geduchte vijanden te kampen. Voor-
eerst met de koepari, een insect dat even als de teek zich in
de huid indringt en daar vaak tot de groote van een vingerlid
opzwelt en een leelijke wond veroorzaakt, wanneer het niet tijdig
wordt verwijderd. Wordt voor de beesten niet uitmuntend zorg
gedragen en worden zij niet telkens van koeparis gezuiverd, dan
zien zij er weldra uit als schimmen. Overigens geeft een Suri-
naamsche koe weinig melk. Ik geloof zelden meer dan een k
twee liter.
Een tweede vijand waaraan het vee in de kolonie blootstaat
is de tijger. De West-Indische tijgers zijn lang zoo groot en
sterk niet als de Aziatische, ik weet zelfs niet of het met de
waardigheid van een Bengaleschen tijger strooken zou om ze als
familie te erkennen. Het zijn dan ook maar panthers of jaguars,
maar in de kolonie worden ze algemeen tijgers genoemd en voor
het vee zijn ze niet minder gevaarlijk, want heeft een hunner het
oog eenmaal op een kudde gevestigd, dan is er geen rust totdat...”
|
|