| 1 |
 |
“...73
derdanen aan vreemden toevertrouwt, zij hunne rechten met
krachtiger waarborgen omringen moet dan ten harent.
Eindelijk zijn de koelies, die men in de Engelschekoloniën
vindt, in den regel flinker, sterker en beter voor hun werk be-
rekend , dan die welke men in Hollandsch Guyana aantreft. Zeer
natuurlijk, want de Engelschen zijn in Britsch-Indië, het eerst aan
’t bod, zoodat Suriname dikwijls krijgt wat men voor Demerare
of Trinidad niet hebben wil.
Maai- al deze nadeelen, hoe groot ook ieder afzonderlijk en
te zamen, zijn van betrekkelijk geringe beteekenis, vergeleken bij
dat, ’t welk voortvloeit uit de onzekerheid, die een gevolg is-
van het recht, dat Engeland zich voorbehield, om de overeen-
komst van 1870 ten allen tijde op te zeggen.
Dat nadeel kan niet breed genoeg worden uitgemeten.
Een ieder in de kolonie, die zich het jaar 1876 herinnert en
hoe toen het eenvoudige telegram van den Engelschen consul:
< Stop emigration» — zonder nadere verklaring van zijne zijde,
zonder nader...”
|
|