Your search within this document for 'Fahrenheit' resulted in one matching pages.
1

“...eenen arm voor ’t gezicht moet houden om gevrijwaard te zijn tegen de fijngetande bladeren, die snijden als een vlijm, — waar men worstelend, bukkend, strompelend, struikelend, in den blinde tastend (want men kan geen voet voor oogen zien) voortsukkelt met het weinig be- moedigend gevoel dat men elk oogenblik op een slang kan trap- Pen, — waar men, omdat een sprong onmogelijk is, door de zwaar met modder bezette trenzen moet doorbaggeren in een door geen zuchtje getemperde warmte van soms 120° Fahrenheit, terwijl de zon u als ’t ware met stroomen van gloeiende hitte over- giet; daar komt men, als althans die bedevaart lang genoeg duurt, tot een zich steeds sterker vestigende overtuiging dat het zoet van de zoetste suiker en de kracht van de sterkste rum niet opwegen tegen het bittere van zoodanige ondervinding en de zwakte van het stervend enthousiasme, dat men wellicht eens in een onbewaakt oogenblik koesterde voor het plantersleven in de West....”