1 |
 |
“...eene mensch
eene te groote mate van macht over den anderen
bezitten en uitoefenen. En de natuurlijkste straf
is deze, dat hy de macht over zichzelven verliest.
Van daar .... Maar laat het ons genoeg zijn, op
menschkundigen grond, den wortel te hebben aan-
gewezen , waaruit zoo veel noodlottigs moet op-
spruiten. Ook meenen wy dat er niet meer ver-
eischt wordt tot het betoog dat de Beschaving, in-
dien zy al, de grenspalen van hare macht in de kleur
van den huid eerbiedigende, zich genoodzaakt zag
den zwarten mensch als hopeloos op te geven, nog
in het belang van den blanke de opheffing van het
juk zijner dienstbaarheid zal. behooren te vorderen....”
|
|