Your search within this document for 'sla' resulted in five matching pages.
1

“...( 6 ) bedoelingen tot de uwe te maken, en onze po- gingen door uwe hooggeschatte medewerking te ondersteunen, stond ik hier voor u om de heuche- lijke tijding: het slavenjuk is verbroken ! tot het feestelijk onderwerp onzer laatste vergadering te stellen. Zoo ver is het echter nog niet gekomen. De verdediging van het beginsel der Sla ver ny, door de Regeering opgegeven, wordt nog geens- zins door allen als hopeloos beschouwd; en het beginsel der Slavenbevrijding, door hare voor- lichters aangenomen, behoeft by velen nog al- tijd eenige aanprijzing en versterking, in dien al geen voorspraak. Billijke bezorgdheden, bedreigde belangen, hardnekkige vooroordeelen staan, by een groot deel onzer landgenooten, eene onpartydige, eene onbenevelde beschouwing van het vraagstuk in den weg. En terwijl het in de laatste tijden geenszins ontbrak aan edele pogingen om het hart te doen spreken, waarschuwen anderen tegen de misleidingen des gevoels, en toont zich menig Ne- derlander, vooral met toepassing...”
2

“...zouden verlangd hebben. Wy wenschen de goede zaak, die wy voorstaan, niet bloot te stellen aan een hetzij billijk of onbillijk verwijt van overdrevene voorstellingen op onkunde of partydige berichten ge- grond. Niet naar hetgeen, volgens den aart van het treurige stelsel, altijd plaats hebben kan en gedurig plaats hebben moet; niet naar hetgeen somtijds, niet naar hetgeen menigmaal geschiedt, willen wy den toestand der nederlandsche slaven beoordee- len. Veel liever willen wy aannemen dat hunne sla- verny, de dragelijkste, de begeerlijkste heeten mag van al wat ooit op aarde slaverny genoemd en geweest is. Komt, laat ons gelooven, hetgeen ons door de slavenhouders zelve verzekerd wordt, dat niet slechts op de eilanden, maar ook op het vaste land, niet alleen in de stad, maar ook op het veld, niet slechts in enkele maar op alle plan- taadjen, met opzicht tot de zwarte bevolking, door enkel rechtvaardigheid, menschelijkheid, christe- lijke liefde, zoowel het onderbevel als het opperbe- vel...”
3

“...( 11 ) voel onder haren invloed bedwelmd en in slaap gewiegd werd?... Laat ons van deze de voor- naamste aanhooren. Men heeft gezegd: Uwe gantsche tegenstelling van Vrijheid en Slaverny verliest hare kracht aan de overzijde der zee, by de aanschouwing der werkelijkheid. De slaverny, die gy als zoodanig verfoeit,-mag naauwelijks eene sla- verny heeten. Het is, ja, eene dienstbaarheid; maar eene zoodanige die alle de voordeelen van den vrijen dienstbaren stand met weinige zijner nadee- len in zich vereenigt; vrucht van eene wederzijd- sche overeenkomst, onder de bescherming der wet, waarby een zeker bedrag van arbeid tegen al wat de nooddruft des levens eischt wordt ingewis- seld, en die den zoogenaamden slaaf, moet hy al een gedeelte van eiken dag een eenigzins z waren arbeid verrichten, ook geheel ontslaat van alle ver- dere zorg en bezorgdheid voor het heden en morgen — dien moeielijken arbeid der ziele. Ver- geet niet dat den meester aan de gezondheid, de krachten, de opgewektheid van...”
4

“...plichtingen, stopt zy haar tevens de bron der rein- ste genietingen. Indien het dan deze is, die den ongelukkigen slaaf met zijn lot verzoent; indien het stelsel van Westindische slaverny zijne voornaamste aanbeveling aan deze voortreffelijkheid ontleenen moet: verneem dan dat de gedachte aan het drukkend- ste jok , aan de onmededoogendste zweep, op het hart van den Menschenvriend naauwelijks een treuriger in druk maken kan, dan de voorstelling dezer krans van vergiftige bloemen, waarmede deze sla- verny hare rampzalige slachtoffers versiert, bedwelmt, en ten zedelijken dood geleidt....”
5

“...Evangelie in staat is te zegevieren over beletselen, die voor eiken an- deren weg en wijze van opvoeding onoverkomelijk bleken te zijn ? Ook de toestand van slaverny, waar het die aantreft, is geen onoverkomelijke hin- derpaal voor de kracht van het Evangelie. Zoo hebt Gy het althands niet begrepen, nederige maar in God krachtige Mannen! die, ofschoon geen Ne- derlanders maar christenen, ook in Nederlands West-Indische Bezittingen, sedert meer dan eene eeuw, de worsteling met het heidendom in sla- venketenen hebt aanvaard. En de zegeteeke- nen die gy, keurbende der Zendelingschap! ook in het midden der slavenbevolking hebt mogen oprichten, getuigen dat gy niet vergeefs hebt gehoopt.... Maar schoon ook menige slaaf...”