1 |
 |
“...dien vloek,
dat noodlot, die natuurwet, die aan het menschen-
ras met deze dikke lippen, dit wollig hair, deze
harde hersenpan, en een aangezichtshoek van niet
meer dan zeventig graden alle noemenswaardige
ontwikkeling ontzegt.//
Mijne Hoorders, dit is ongeveer dezelfde taal,
die reeds in het laatst der vorige eeuw overal en
tot in de verlichtste staatsvergadering van Europa
gehoord werd, toen alle krachten moesten worden
ingespannen om den volgens deze beschouwing eeni-
gen waren vriend van den Neger, den verschrikke-
lijken slavenhaler, by het werk zijner onwillekeurige
2*...”
|
|
2 |
 |
“...( 25 )
III.
Maar wat Beschaving vordert, wat Menschlie-
vendheid wenscht, dat beveelt de Geest des Chris-
tendoms.
Ook hy wil, gelijk de Beschaving, tot de neger-
bevolking doordringen. En hy duldt niet dat men
de bevrediging van de wenschen der Menschlie-
vendheid beschouwe als aan willekeur of goedvinden
overgelaten.
Gelijk de Beschaving s wil ook hy tot de neger-
bevolking doordringen. Maar wat zeg ik gelijk.
Vóór de komst van het Licht tot verlichting
der heidenén, moge het aan sommige volkeren
der oudheid vergund zijn geweest, op den weg van
ontwikkeling van het bloot menschelijke, een ze-
keren , ja een hoogen trap doch van eenzijdige Be-
schaving te bereiken; sedert dat groote keerpunt
in de geschiedenis des menschdoms is dit) zelfs
niet meer geoorloofd. //Verkondigt, heeft de Hei-
land der wareld gezegd, verkondigt het Evange-
lie aan alle creaturen;// en van dien oogenblik
af zijn Beschaving en Christendom alzoo ver-
eenigd, dat de eerste niet meer mogelijk is zonder
het laatste;...”
|
|