1 |
 |
“...EERSTE HOOFDSTUK
1698—1709
OPKOMST EN VESTIGING
s 1. Brandenb. Comp. wil St. Maarten koopen. — § 2. Ds. Joh. Osdorpius. § 3. Sa-
lomonsz. en de sluikhandel. — § 4. Machteloosheid van het bestuur. Van Dam fiskaal.
_ 6 5 Herbergen. — § 6. Volkstelling Cf. § 18. 24. II § S. - § 7. Dood van Salomonsz.
Opstand van Van Beverhoudt. — § 8. Compagniesplantages. Doncker waarn. com-
mandeur. — § 9. Benoeming van Lamont. — § 10. Ds. A Kowan. Biografica. Aan-
komst op St. Eustatius. — § 11. Het Zeeuwsche taaleigen. — § 12. Lamont comman-
deur. Bestuursinrichting. — § 13. Het verdedigingsvraagstuk. Fort Oranje. — § 14.
Misstanden. Slavensluikhandel. Paardenfokkerij. — § 15. Staat e“ Kerk Lamon
contra Kowan. - § 16. Het garnizoen in verzet. Matrozenplunje. — i 17. Het conflict
gekomen. Ds. Kowan c.s. naar patria. - § 18. Bezetting van St. Maarten. Saint Bart-
thélemy.___§ 19. Guadeloupe. Fransche kapers op de kust. Lamont vraagt zijn ontslag.
— S 20. Ds. Kowan c.s. voor de presidiale Kamer te Amsterdam...”
|
|
2 |
 |
“...114
SLAVERNIJ EN SLAVENZENDING
der het hoofd. Hij vond daar Harry niet meer. Die had toch sa-
menkomsten met slaven gehouden en gouverneur Runnels had
hpTrt daarop weder laten geeselen en naar Amerika verkoopen x).
Ook had hij bij plakkaat iederen blanke verboden gebedssamen-
komsten met zwarten te houden op zware boeten en eindelijk ver-
banning voor den blanke, op geeseling reeds bij de eerste maal
voor den slaaf. De bisschop vond dit vervolging tegen den gods-
dienst zelf. De Romeinen, zeide hij, vervolgden de christenen om-
dat zij vreemde góden invoerden; de roomschen de protestanten,
omdat zij ketterijen leerden; maar hier gaat het tegen het gebed,
dat immers voorwaarde is voor Gods zegeningen 2). Toch was er
op het eiland eene gemeente van 258 negers. Na een verblijf van
slechts één nacht op het eiland vertrok Coke Donderdag 1 Jan.
1789. Doch de sloep, waarmede hij naar St. Kitts zou oversteken,
kwam in aanvaring met een schip en moest terug. Onze zendeling
zag daarin een teeken...”
|
|
3 |
 |
“...dat Heyli-
ger de belangen zijner onderdanen op het hart droeg en stellig geen
tijd zou verliezen, om het verdrag door de Algemeene Staten te
doen goedkeuren 1). Het luidde aldus:
Traité de neutralité de Lisle Saint Martin, fait entre haut
et puissant seigneur Messire Jacques Charles Bochart, che-
valier, seigneur de Champigny, Norroye, Poissy, marquis de
Sainte Marie, chevalier de lordre Royale et militaire de Saint
Louis, capitaine des vaisseaux du Roy, gouverneur et lieute-
nant général pour Sa Majesté trés chrestienne des Isles de la
Martinique, la Guadeloupe, la Desirade, Marie Galante, Ta-
bac, la Grenade, Saint Martin, Saint Barthélemy, Saint Croix
et autres isles adjacentes en Amérique.
Et Mons. Nicolas Salomon conseiller au conseil Hollandois
de Saint Martin au nom et comme chargé des pouvoirs è, luy
donné a eet effet par Messrs. Joh. Heyliger et Jacques Barry.
Volgden vijf artikelen.
1. In geval van oorlog tusschen Frankrijk en de Republiek
zullen die van St. Maarten neutraal blijven...”
|
|
4 |
 |
“...KERK EN SCHOOL
171
met oplegging der handen, te Amsterdam in eene openbare sa-
menkomst der gemeente, te Middelburg in eene vergadering der
classis, in tegenwoordigheid van afgevaardigden van Bewind-
hebberen. Deze laatsten gaven hem eene afzonderlijke instructie
mede, waarin zijne verhouding tot de Heeren werd omschreven 1).
Na deze algemeene opmerkingen bepaal ik de aandacht van
den lezer weder bij onze eilanden. Bij het ontstaan eener vaca-
ture ging er vooreerst bericht naar patria en de betrokken classis
zorgde dan voor eene oproeping in de Boekzaal met vermelding
der voorwaai Jan 2). Middelerwijl zorgde de gemeente zelve zoo
goed mogelijk voor de waarneming van den dienst en de vervulling
der vacature. Toen ds. C. Schwiers in Juni 1780 St. Eustatius
verlaten had, nam ds. Reneman van St. Maarten de ringbeurten
waar en ging daarmede ook door tijdens de booze dagen van de
algeheele verwoesting door Rodney in Februari 1781, vaak met
levensgevaar. De gemeente bood hem als huldebbjk een...”
|
|
5 |
 |
“.... Be-
windhebberen wilden nu ook hier dien vrijen handel binden, al
zeide De Windt, dat men wel vreemde slavenhaalders kon weren,
maar daarom nog niet allen vreemden handel en hij noemde als
voorbeeld de rum, die Engelsche schepen op ons eiland inkochten,
daarmede naar Amerika zeilden, vanwaar ze dan naar Afrika
ging4). Tevergeefs. Den 29sten October 1755 zagen de opgezete-
nen tot hun ontsteltenis overal aangeplakt: Ingevolge orders van
Heeren Bewindhebberen, wij Jan de Windt, gouverneur enz. Sa-
luut. Doen te weten. Het is verboden eenige slaven van vreemde
natiën aan te voeren veel minder te veilen op poene van confisca-
tie der negers. Voorts. Alle waren, vruchten, producten, niet uit
Holland, maar uit vreemde koloniën aangebracht en naar vreem-
de koloniën vervoerd betalen behalve het gewone waaggeld nog
3 % dus 5 %. En geen suiker mag van St. Eustatius naar vreemde
eilanden worden uitgevoerd dan in de oorspronkelijke fusten ®).
Dit plakkaat bracht groote verbittering en maakte de...”
|
|