1 |
 |
“...Amsterdam gereisd te zijn, om zich te bekla-
gen over de kwade directie van den commandeur Isaac Lamont,
die vooreerst de belangen der E. Compagnie verwaarloosde en
ten tweede hen, de klagers, zoo onrechtvaardig, ja zoo schandelijk
behandeld had, dat zij van het eiland gevlucht waren. Intusschen
*) Lamont aan X 7 Aug. 1703, portef. no. 2 fol. 357,358.
*) Aldaar fol. 352—354r.
*) J. C. Overvoorde in De Gebouwen van de O. I. Compagnie en van de W. I. Com-
pagnie in Nederland, blz. 140—147. Een prent van de groote vergaderzaal aldaar blz.
144....”
|
|
2 |
 |
“...hier met zichzelven alleen, in een damp die uit den
grond schijnt op te komen en de atmosfeer van het eiland door-
dringt” 8). Veel erger is, wat hij bij een volgend bezoek zag: „het
oude kerkhof vertoont eene jarenlange verwaarloozing. Het gras
overwoekert de verweerde steenen, maar vooral, de profanatie
der plaats is afschuwelijk, geen graftombe of zij droeg de sporen
*) M. D. Teenstra, De Ned. W. I. eilanden, 1837, II 328. Collectie Bodel-Nijenhuis,
Univ. Bibl. Leid., portef. 369, pl. 22 een prent van G. T. van Paddenburg opgedragen
aan ds. Schwiers met de kerk en hoogen toren.
s) Reneman aan classis, d.d. St. M. 14 Jan. 1780, Oud class, arch., afd. St. M.,
blz. 18.
*) Reneman aan classis d.d. St. M. 23 Oct. 1781, aldaar blz. 20.
4) Boekzaal 1775,1 745 vlg.
•) Findlay, The history of the West. Method. Mission. Society, Lond. 1921, II 156 s.
•) Bosch a. w. I 43. G. van Lennep Coster, Aanteekeningen ged. mijn verblijf in de
W. Indien 1842, blz. 144.
7)' Fred. A. Fenger, Alone in the Caribbean...”
|
|
3 |
 |
“...immers fort Dollijn aan de kust even bezuiden de
plantage van Abr. Heyliger (no. 62). Werd er nu alarm geblazen
dan zouden de bewoners van het midden des eilands eerst met een
omweg naar het dorp moeten gaan, om op het Witte Hoek pad te
geraken en vandaar naar Dollijn te kunnen gaan om den vijand
afbreuk te doen. En dan ook, mocht het eiland dusdanig in bloei
‘) Nieuwe haart van St. Eustatius met de plantages, in ’t koper gebracht en uitg. bij
Reinier Ottens, Amst. 1775. Voor het volgende ook de prent door G. T. van Padden-
burg, opgedragen aan emer. ds. Conrad Schwiers en dus na 1780. Zie ook Otto Winkler,
Niederl. Westindiën in Milt. der. Ges. für Erdkunde, Leipzig 1926, S. 87—137 en aldaar
S. 97 en 113 („ Cultuur vlak te.... wahrscheinlich rührt der Name aus besseren Zei ten
her”). Inderdaad! Zie ook zijn kaart tegenov. S.128. Jammer, dat het voortreffelijk op-
stel aan het einde plaats geeft aan de verwachting: „Die Zeit wird kommen, wo die me-
derlandische Trikolore aus den westindischen...”
|
|